Het tooneel

853 0
24 februari 1917
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1917, 24 Februari. Het tooneel. Geraadpleegd op 02 mei 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/t72794202z/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Het Tooneel 2e Jaargang Nr 24 — 24 Februari 1917 Beheer en Redactie : Kerkstraat, 13, Antwerpen — I r 10 Gentiem Koninklijke J\ederlandsche Schouwburg ,,Spoken" en ,,Asscbepoes'' Verleden jaar kreg-en we een heropvoe-ring- van «Spoken» en dees jaar hadden we op een herneming gehoopt — die ons trou-wens beloofd was — van «Nora». Meer dan waarschijnlijk zal «Nora» niet gaan en dat is spijtig genoeg. Dit gezegd zijnde hebben we verleden Zaterdag met veel genoegen bemerkt met welke eerbiedige aandacht het talrijk pu-bliek zag en luisterde naar wat er op het tooneel geschiedde, en we vroegen ons af waarom «Spoken» zulk een lijdensgeschie-denis beleefd heeft. 't Is zonderling hoe de mentaliteit van een volk vele, lange jaren noodig heeft,om enkele wijzigingen te ondergaan of verbe-teringen toe te laten, terwijl men dan van den anderen kant weer constateert dat de massa — die erg conservatief was — na twee, drie lustrums in haar besluiten ver-anderen kan. Meerdare generaties moeten voorbij eer een volk ruimer en breeder gaat denken en voelen, eer nieuwe ideeën en verlangens zich in hart en geest hebben vastgezet. De geschiedenis leert ons dat zeden en gewoonten geen plotselinge verwisselingen ondergaan en dat zelfs revoluties slechts schijnbaar spontaan ontbranden, waar zij toch maar het resultaat zijn van langzame uiting'en en het vrijlaten van latente krach-ten die slechts naar het g'eschikt en gun-stig oogenblik gewacht hebben om het ver-nielend en zuiverend procès te volbrengen. Onbeg-rijpelijk was precies de tegenwer-king niet van het publiek bij de eerste op-voeringen van de werken van Ibsen. Dat goede publiek was immers wel wat anders gewoon dan de treurspelen van den grooten Noor, waar de ondeugden zoo ongena-dig worden in blootgelegd, onbarmhartig en onmeedoogend, met een niets ontziende drang naar waarheid en oprechtheid. Ach! te moeten denken in den gemakke-lijken schouwburgzetel en dan nog wel aan de verdorvenheden die daar schuilen en tieren in de verborgenheden onzer ziel! 't Ging toch zoo maar onmiddellijk niet, on-voorbereid, licht te snappen comedies en blijspelen, die de spijsvertering zoo genoeg-lijk bevorderen, te vervangen door werken die meer geestesinspanning vereischen, — meer dwitififon tôt ©»* o-v-ox-poi» zen en ook wel bij meer dan een toeschou-■wer aanleiding kunnen geven tôt zelfver-wijt en wie weet, tôt gewetenswroeging en berouw! De ommekeer is toch gekomen en de triomf was zooveel te glansrijker en op-rechter. En Ibsen mocht tijdens zijn leven ervaren dat zijn kunst naar waarde ge-schat werd en hij smaakte dus als mensch het hoogste genot dat aan zoovele kunste-naars bij Gods genade, tijdens hun droeï en soms kommervol bestaan, onmeedoogend onthouden wordt! * * * In «Spoken», evenals in de meeste werken van Ibsen, is het vooral de vrouw die op het voorplan komt. In deze diept-ontroerende tragedie is Me-vrouw Alving, de vrouw van den liederlij-ken kapitein en kamerheer, het beklagens-waardig slachtoffer, de hoofdpersoon. Geheel haar leven is éen jammerlijke leugen geweest! Niet als «Nora» is zij uit-gegaan om licht en waarheid te zoeken; in het duister is zij gebleven en heeft zij haar strijd volstreden. Om den schijn te redden heeft zij ailes verdrag'en, ailes uitgestaan! «Sauver les appaiences» was steeds haar leus. Maar hare opoffering is niet beloond geworden: wanneer zij denkt dat haar leven een wen-ding zal ondergaan, wanneer zij eindelijk meent rust en zielevreugde te zullen hebben na den terugkeer van den aanbeden zoon, haar éenig en innig geliefkoosd kind, gebeurt nog het ergste: de ineenstorting van haar hoop, komt de lawine die ailes verbriizelt van wat haar nog aan het leven bindt! De zoon waarop zij al haar toekomst-plannen had gebouwd, die warmte moest brengen, in den winter van haar leven, is ten doode gedoemd, maar eerst zal hij lij-den. hij die wormstekig is, c-vermoulu», heeft cie geneeskundige beroemdheid te Pa-rijs gezegd, want: «de zonden der vaderen worden bezocht aan de kinderen». De spoken doemen op uit het verieden: greinzend en grimassend!... Zij wordt gestraft, zegt een der beoor-deelaars van Ibsen, omdat zij niet gehoor-zaamd heeft, aan de stem van haar hart, dat neiging had voor Pastor Manders. Zij heeft ten slotte gehoor gegeven aan de dringende bede van hare moeder en haar tantes. Zij, het schoone, maar niet rijke meisje, zij' heeft de schitterende, rijke par-tij gehuwd: de luitenant Alving. En uit die eerste, groote fout tegen haar eigen g-eweten, is al het andere kwaad en leed ontstaan. Wij willen het wel aannemen, alhoewel Ibsen, die zich wel wacht moraliseerend op te treden, toch een determinist is, d. w. z. een aanhanger van de leer volgens welke onze wilsbepalingen en handelingen geheel door voorafgaande omstandigheden bepaald worden. Een soort fatalisme dus,maar met ernstigen ondergrond. 't Is mogelijk dat Hélène verkeerd ge-handeld heeft door de inspraak van haar hart niet te volgen en haar al het onnoem-lijk leed ware gespaard gebleven, had zij pastor Manders tôt echtgenoot verkozen. Maar dan was zij de levensgezellin geworden van den wel is waar braven, maar on-benulligsten en onbeduidendsten dominee (lie ooit onder de zon g'eleefd heeft. En dat .vas voor haar, de verstandige, wilskrachti-ge vrouw toch ook het ware geluk niet geweest. a. Want die dominee, hoe ontstemt hij, zoo-wel bij de lezing als op het tooneel! Niet het minste doorzicht heeft hij, niet de ge-ringste levenservaring. Hij laat zich bij den neus leiden door den gewetenloozen en zuipzuchtig'en Engstrand en, wanneer hij denkt den gewaanden vader van Regina • ontmaskerd te hebben, zijn twee of drie schijnargumenten van den schrijnwerker voldoende om Manders te overreden. En Mevr. Alving, die toch beter weet, laat ook maar begaan. De karakterizeering van die twee: Manders en Engstrand, zijn misschien wel de zwakke punten in het werk van Ibsen. Regina, halfzuster van Oswald, is met enkele trekken geteekend en goed gecam-peerd. Heeft hij de physieke «tare» van zijn vader, zij heeft wel iets van het wil-de, moreel verdorvene van haar vader en ook van haar moeder. En gaat de broeder lichamelijk ten onder, zij zal zedelijk ten gronde gaan. En zij zelf durft het Mevr. Alving in het gezicht slingeren: «Als Oswald naar zijn vader aardt, zal ik wel naar mijn moeder aarden, denk ik!...» * * * Oswald, we weten dat hij schilder is en niet zonder reputatie. Maar wat we vooral van hem vernemen is zijn lichamelijk lij-den, dat vanaf zijn prilste jeugd hem reeds ongelukkig- maakte door hevige pijnen in het achterhoofd. De uitbarsting komt te Parijs, waar hem ailes wordt bekend ge-maakt, door den dokter-specialist. Hij is in vertwijfeHng omdat hij denkt dat hij zelf schuld heeft aan zijn eigen physieke ontaarding. En steeds gaat de crisis crescendo en zal haar hoogtepunt bereiken na den brand van het gesticht — hij brandt ook op! roept hij zelf uit — en smeekt hij ten laatste zijn moeder hem het vergift toe te dienen dat zijn rampzalig einde bespoedigen en hem verlossen zal uit die hel van smarten. En onder die onuitsprekelijk - aangrij-pende impressie, zoo geweldig en pathetisch als maar weinig tragedies den toeschou-wer tôt in het diepste zijner ziel weten te treffen, valt het doek op al dat vertoon men balseming brengen!... * * * Het familie-drama van Ibsen heeft een kleine bezetting, maar zij moet van eerste gehalte zijn, wil het stuk de onmisbare stemming teweeg brengen. De beste krachten van ons gezelschap verleenden hun medewerking en wij moch-ten dus op voorhand eene kunstvoorstelling van allereerste gehalte te gemoet zien. Welnu, alhoewel we niet heelemaal te-leurgesteld werden, is onze verwachting toch ook niet beantwoord. «Spoken» werd in een veel te traag tempo gespeeld en dit door de schuld van de heeren Janssens en Cauwenberg, die bei-den in 't geheel niet rolvast waren. Daar-bij kwam een onbedaarlijk regengekletter, dat de meneer, die achter de schermen met de regeling gelast was van het element -nabootsend - instrument, bijzonder scheen te amuseeren, heel het eerste bedrijf door verstooren. Van den heer Janssens worden we stilaan die verregaande ongegeneerdheid gewoon... Deze heer denkt dat zijn groote, natuurlij-ke gave volstaat om hem ailes te permit-teeren en pardonneeren. De opgever —• die de leelijkc g-ewoonte krijgt den inhoud van zijn brochuur niet meer te fluisteren maar op te dreunen, —• moet een bijzonder vriend van den heer Piet Janssens zijn, want deze bevindt zich gaarne zoo dicht mogelijk in zijn gezelschap. Zoo'n genegenheid van een groot acteur voor een eenvoudigen souffleur is wel «touchant». De heer Cauwenberg heeft ons ver-baasd. Hii ook zocht zoo dicht mogelijk bij den souffleursbak te blijven en toch wilde het maar niet vlotten. Was hij ongesteld geweest of had de tijd hem ontbroken om zijn roi in te studeeren? Wat er ook van zij, hij heeft ons onaangenaam verrast, hij die steeds zijn werk verzorgt tôt in de puntjes. Wij zijn echter overtuigd dat we van zijn geval gerust kunnen zeggen dat eens geen gewoonte is en dat hij bij een volgende gelegenheid op schitterende wijze revanche zal nemen. Daar twijfelen we geen oogenblik aan. Mevr. Dilis en heer Bertrijn verdienen 1 integendeel. onvoorwaardelijk geprezen!... Wat zij beide gepresteerd hebben behoort welgevulde en schitterende loopbaan ge-tot het allerschoonste wat zij ooit in hunne presteerd hebben. Mevr. Dilis heeft ons momenten gegeven van hooge, dramatische kunst. Ingetogen en sober in de twee eerste bedrijven, wist zij in het laatste bedrijf diep te schokken en te ontroeren. Zij heeft haar roi ingeleefd en wel zoo intens dat we stellig gelooven dat zij zelf niet vrij bleef van ontroering. Als zij naar de deur liep om hulp voor Oswald en deze haar inhaalde en tegen-hield ging er door heel de zaal een rilling van angst en ontzetting. De bloemen waarmede zij gehuldigd werd na het laatste bedrijf, hadden nooit schooner en verdiender bestemming. Heer Bertrijn heeft zich zelf overtroffen! Zooals hij verleden Zaterdag gespeeld heeft deed hij nooit te voren. Vooral in het laatste bedrijf was hij prachtig en kapitaal, groot van zeggings-kracht en mimiek. Wij kunnen ons niet voorstellen dat een ander groot tooneelkun-stenaar beter het aangrijpend einde van Oswald zou kunnen weergeven. Dat is on-mogelsjk!...Op het oogenblik dat we deze kronijk neerschrijven zijn we nog onder den indruk, der blijvende impressie van zijn onvergete-lijk spel. Nog zeer zelden heeft een acteur ons zoo diep weten te ontroeren. De grootsche ovatie die Mevr. Dilis en heer Louis Bertrijn bij het einde van het derde bedrijf gebracht werd was meer dan verdiend. Ook Mevr. Bertrijn verdient lof voor de wijze waarop zij haar kleine roi vervuld heeft. * # * Na dit machtig drama ging het onnoo-zele ding «Asschepoes», dat genietbaar ge-maakt en gered werd door het zeer goede spel van Mej. Bertrijn, die we nooit losser en zwieriger gezien hebben en van Mejuf. Janssens en heer Van Thillo, die op weg is een der beste elementen te worden van ons gezelschap. Jn en om de Schouwburgen ROLVERDEELING van «Koning Ha-gen», treurspel in 5 bedrijven, door Hubert Melis, dat Zaterdag aanstaande en volgende dagen opgevoerd wordt : Koning Ha-gen, Hr Piet Janssens. — Sigelinde, zijn pleegkind, dochter van Gunar, Mevr. H. Bertrijn. — Brunhilde, zijn pleegkind,dochter van Gunar, Mevr. Dilis. — Hadulaiid, vorst der Batten, Hr G. Cauwenberg. — Runolf, Haduland's vertrouweling, Hr R. Van de Putte. — Baldwig, Hagen's wapen-drager, Hi L. Bertrijn. — Thormod, skald, Hr A. Van Thillo. — Wildram, Kheensche edeling-, Hr E. Gorlé. — Eccart, Kheensche edeling, Hr R. Angenot. — Diedrich, jon-ge slaaf, Mej. I. Vervoort. — Altfried, slaaf, Hr J. Schmitz. — Hegel, slaaf, Hr F. Van Gool. — Helda, kruidenzoekster, Mevr. Ch. Noterman. — Een krijger, Hr F. Thees. VERWACHT : «De Kleine Lord», too-neelspel in 3 bedrijven van Francis Hud-son Burnett. NA «DE LUSTIGE WEDUWE» zal in de «Scala» hoogstwaarschijnlijk «De Mas-kotte» worden hernomen. «DE K1NO - KONINGIN» komt onmid-delijk na «De Graaf van Luxemburg» in «Palatinat», aan de V-m-t r-'r Henrik Ibsen 20, M A ART 1828 — 23 M El 1906. (Vervolg en slot.) Van nature is Ibsen nooit een groot voe-ler van mystiek geweest. Zijn droog, hard en onvermurwbaar - eenzijdig verstand zat hem in den weg, naast zijn uitsluitend ana-lytischen drang. De mystiekerij is er bij hem, als de symboliekerij, om te drapee-ren; om zijn zinnebeeldige apotheosen ne-veligen achtergrond te geven. Angst aanja-gend decoratief, meer niet. Iedere regel van Boehme en Novalis bewijzen hoe, in metri-trische gevoelslijnen, innerlijke mystiek zicht vormt in taal. Bij Ibsen bewijst integendeel iedere regel van zijn drama, hoe verstandelijke aankoppeling van zekere be-grippen - filosofie de werkelijke mystiek op een afstand houdt. Moraal - zwendel rook hij op mijlen afstand, zag ie niet, ook al kwam ze hem onder den voet. Wel heeft Ibsen, als tooneelhervormer gevoelige ont-vankelijkheid getoond voor het ensceneeren van stemmingskunst, die de niet doordrin-gende waarnemer, door sugestgieve hulp-middeltjes in de plastiek overbluft, aanziet voor mystiek. Soms, — lang niet in zijn beste werken, — weet hij tooneeltechnisch prachtig gebruik te maken van zijn door eenvoud treffende stemmingsmiddelen, — maar toch nergens geeft hij ontroeringen als Shakespeare in «Macbeth» en «Koning Lear», waar de atmosfeer zoo heerlijk is saamgevloeid met de karakterverbeelding en de dramatische situatie. Shakespeare is soms zuiver - middeleeuwsch in zijn mystiek realisme. Bij Ibsen merkt men het kind van zijn industrie - eeuw. De donkere ge-voels - mystiek van «Macbeth», de wroe-ging, doorhuivert ons altijd en altijd weer, terwijl «Spoken» ons een zeer onvolledig en hoogst betwistbaar deel der hereditair -theorie opdringt, zonder dat we de levens-werkelijkheid er van ondergaan. Men versta mij wel! Ik noem Ibsen geen groot scheppend kunstenaar, niet wijl hij geen «optimist» is, — te mal om los te loo-pen — maar wijl hij overheerscht door eigen individualiteit, in eene bepaalde levens-richting verziekelijkt pessimist is geworden. Een universeel schepper kan geen pessimist zijn, noch optimist. Een groot schepper als Shakespeare laat u volkomen in het onzekere omtrent zijn wereldbeschouwing en overheerschend levensgevoel. Een groot scheppend kunstenaar als Shakespeare is Ailes ! Pessimist en optimist, levensstoeier jubelend van verruking, of stil van melan-cholie. Hij heeft uren waarin hij peinst als Hamlet, zwaar van aarzeling, ziek van ang-stige gedachten en droomen. Hij kan dager doorhuiverd zijn van angst voor iedere ge-beurtenis en elk levensding. Hij kan ge-heimzinnigheid zien in 't schuw-trillende be-weginkje van een vliegjes-slurfje op zijn< hand, hij kan beven voor een avondscha-duw tusschen nacht - boomen. Maar hooi een anderen dag weer zijn lach kwinkelee-ren, als gij meent dat hij zou zitten schrei-en van ziels - ellende. Hij is zelf een in aile gestalten zich openbarende levenswet,di( zijn leven lang hetzelfde blijft door voortdu rende, nooit onderbrekende wisseling.Wanl diep in hem gedoken zit de angstige en ont-roerde, en morgen is die angstige verwis-seld in den nar, den grooten spotter, det lâcher met aile chimera's. EMMANUEL DVRLET de jonge klaviervirluoos die Zondag zijne medewerking verleent aan het vijfde Concert van « De Nieuwe Orkeslvereeniging » in « Anvers-Palace ». Zoodra er in een scheppend kunstenaar een bepaalde en hevige gemoedsoverheer-sching komt. een somber lavensgezicht ah bij Ibsen, dat hem in zelf - chagrijn altijd en altijd weer de nagels in 't vleesch doet los - furiën. - spuven' en haat sart en doet sarren, — is in transfoimatie - vermogen van het scheppend genie kwijt, of heeft dat nooit beze-ten.Ibsen hoort men in al zijn stukken Ibsia-niseeren door al zijn menschenzielen heen. Hij is niet Nora, Helene, Hedwig, maar Nora, Helene en Hedwig zijn Ibsen. De karak-terbekleeding der mannen is dikwijls bui-tengewoon zwak psychologisch. Neem den volslagen zotten omkeer in al de diepere gevoelswerkingen van Consul Bernick in «De Steunpilaren». «Ibsen» bouwt de mo-raal-fundamenten op en «hij» zet z'n eigen strikken uit. Als zijn slachtoffers in de klem raken, is het niet een onverbiddelijke levenswet die hun kreten van angst en smart ontlokt, maar Ibsen die hen lasseert, en den strot dichtknijpt. Hij verabstraceert zoo voort-durend de eigen natuur zijner figuren dat ze, — in schijn zich bewegend op een ruim vlak van levende realiteit, — goed bekeken bijna niets anders doen dan moreele pro-blemen van Ibsen uitwerken op de planken in vervluehtigende stemmingskunst; ons la-ter opgedi-ong-en als de projectie van een geniaal kenner van «ziels - afgronden». In-tusschen is er niets anders gebeurd, dan dat zijn sujetten uitdrukking hebben gegeven aan een bepaalde schakeering van «Ibseni-aansche individualistische levensbeschou-wing».Men zou dat, breedvoeriger analyseerend, treffend uit zijn werken, slag op slag, met voorbeelden kunnen aantoonen. Met Ibseniaansch is dus niet bedoeld : analoge aanduiding als bij den term: Sha-gespeariaansch. Want dan wil men alleen kenmerken de pracht van woordkoloriet,het licht dat over 't werk siddert, de sfeer die het omhult, zonder een moreele diagnostiek op 't oog te hebben. Met Ibseniaansch be-doel ik: het ailes voelen, denken en verlan- gen der figuren als Ibsen zelf! * * * Wat Ibsen nu juist zoo zeer beperkt als dramatische kunstenaar, is zijn verachting van samenleving, moraal en gemeenschaps-bestaan, is zijn haat en afbrekingszucht... Hij zelf ei'kent alleen te kunnen ontleden. Als een hyena prooit hij, in onrust voort-gejaagd, naar lijkensporen. Hij moet immers aanklagen, verdoemen, neerslaan, de waarheid en de leugen laten zien. In zijn snuffelen naar 't bloedspoor ziet hij niet hoeveel bloemen van overgave, van innig-heid, van stil geluk, van berusting, van verrukking en echte liefde hij onder den plompen voet loopt. Hij is er om wonden te peilen. Juist daarom is zijn ver-engd pessimisme van een api'ioristische moraal, zonder diepte en kern, meer geraamte dan le-vend wezen. Zijn scherpste levensbeschrijver en criti-cus Georg Brandes zegt zelf: «Als Ibsen dus de wereld slecht vindt, voelt hij geen mer', '' V-s met de menschen, maar toornt over ' tïj Juist, zonder 't te willen, kenschetst hem Brandes hier treffend! Hij heeft absoluut geen meegevoel. Daarom alleen reeds is hii dadelijk veroordeeld als groot scheppend kunstenaar. Het mede - voelen, mede - lij-den alleen doet ieder kunstenaar eerst gansch zuiver in de ziel van anderen indrin-gen. Ibsen behoont de menschen, zondei liefde; hij vloekt al die zwakken, dégéné-' ré's, hulpbehoevenden, zonder te beseffen wat de diepere oorzaken van hun ontaar ding, maatschappelijken val en hulpbehoe-vendheid zijn. Den wankelende begrijpt hij niet in zijn angst, noch de vertwijfelingen van den gevallene. Zijn pessimisme is daarom niets anders dan een versteend moraal-begrip, dat zelfs r'-f door de brandendste i. oi-ltclijken grooten pessimist als Schopenhauer bemin ik als een zegenendan vader, die veel wijsheid en zang gaf in zijn somberte, vooral ook omdat hij net mede-lijden en mede-voelen kende! Het pessimisme van Ibsen is door en door burgerlijk onaristocratisch, dringt ieder op zich zelf terug, beknaagt eigen nerven en eigen hart, vol chagrijn en verzuurden weemoed. De los - spinnende ontvezeling van zijn drama's zou eerst goed kunnen doen zien, hoc zwak hij staat in 't leven, ondanks zijn individueele karakterkracht. Als hij een of meer zieke wortels van de menschelijke neigingen heeft losgerukt uit de diepte der verschillende naturen, dan zwaait hij die triomfantelijk boven zijn iioofd en zegt: zie, verteerd van ellende en slechtheid is nu jelui leven. Maar de ge-zonde en schoone en vezel - vaste en oer -fcterke wortels ziet hij niet, of wil hij niet zien. * * * Over zijn bekrompen individualisme zou ik ongeveer kunnen zeggen, doch de be-schikbare ruimte dwingt me te eindigen. Dit opstel kan niet geven critische ontle-ding van zijn drama's. Hoe gaarne had ik ook den oorsprong en aard van zijn eerste fantastisch werk naast zijn meer realis-tisch - psychologische scheppingen voor u blootgelegd. Ik zou dan ook op veel schoons in zijn satire, in zijn taal, zijn dialogen hebben kunnen wijzen. Maar voor ailes u kunnen aantoonen. dat hij geen groot dramaturg was, dat hii Verbeelding en Ontroering,en vooral Liefde voor de menschheid miste, en dat zijn geest nooit de hoogste smarten en de hoogste levensverrukkingen heeft ge-kend.IS. QUERIDO. (Tijdschrift: «Op de Hoogte».) Jaargang 1906. Blz. 861 tôt 366. * * * WERKEN VAN HENRIK IBSEN, NAAR CHRONOLOGISCHE VOLGORDE. 1848 : Eerste treuspel: «Catalina». 1850 - 1858 : Werkzaamheid als tooneellei-•ler. Zijn romantische spelen: «Vrouw ïnger op Ostrot»; «Feest op Zonheuvel»; «Strijders op Helgoland». 1858 - 1862 : Overgangswerken: «Komedie der Liefde»; — «Mededingers naar de Iirocn». 1862-1867, (tijdens zijn verblijf in Italië): twee symbolische gedichten : «Brand»; «Peer Gynt». ] 867. Eerste satiriek blijspel in proza : — «Boncl dei Jongeren», eerste overgangs-werk.1871-1873, (tijdens zijn verblijf in Duitsch-land.) «Keizer en Galilaer», groot dub-bel - drama, historisch - symbolisch. 1873-1877: Rust. 1877: Tweede overgangswerk tôt het he-dendaagsche drama: «Steunpilaren der Maatschappij». 1879 - 1882 : «Nora»; «Spoken»; «Volks-vijand».Begin der symbolische periode : 1884 : «Wilde Eend»< 2886 : «Rosmersholm» (Huis der Rosmers). 1888 : «De Zee-Vrouw». 1890 : «Hedda Gabier». 1892 : «Bouwmeester Solness. 1894 : «Kleine Eyolf». 1896 : «John Gabriel Borkman». 1899 : «Als wij dooden ontwaken».

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks Het tooneel behorende tot de categorie Culturele bladen. Uitgegeven in Antwerpen van 1915 tot 1940.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Onderwerpen

Periodes