Het tooneel

1116 0
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1918, 20 Juli. Het tooneel. Geraadpleegd op 20 mei 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/br8mc8sb9t/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Het Tooneel 13, Jaarganj ; Nr 45 20 Juli" 1918 Beheer en Redactie : Kerkstraat, 13, Antwerpen 15 Centiem IH. RENE VERMANDERE, Schrijver van «Door Dik en Dun». Tooneel en Muziek II. Met objektief oog beschouwt de kunstenaar het I cven, vangt de stralen op in den spiegel van zijn tempérament en het beeld, dat hij weergeeft is cen beeld van het Leven, zooals hij het ziet, verstaat en voelt. Dat is de formule, die thans de Kunst beheerscht, en die naast de meest absolu-te vrijheid ook de strengste rechter stelt : het weergegeven beeld moet een kerngezonde uiting ziin produkt van eigen levensbeschouwing, ge-e-roéid uit 's kunstenaars eigen leven, bezield door eigen tijd, wat slechts mogelijk is bij het geven van eigen menschen, eigen volk, eigen zeden en ^8En°als "ve nu heel het operawezen overschou-wen dan zien we, dat er van leven - voelen hee-lemaal geen spraak is, maar dat er op weinig uit-zonderingen na «stof geput» is uit bijbel, geschie-denis, legende- en sprookjeswereld, inspireerende sferen, waar men slechts kan indringen... langs den weg van de boeken, en het Leven dat gegeven wordt is dus geen vrucht van onmiddellijke ob-servatie, maar een produkt van deduktieve fan- t&En zonder uitzondering is het altijd de fantasie die overheerscht, heel het wezen is er van door-drongen, is er o p en v a n gebouwd, is fantasis-tisch tôt in de techniek toe, want zich uitsluite-lijk lyrisch uitende menschen in een stoffelijke wereld, die gedragen wordt op de golvingen van een onzichtbaar orkest doen aan ons twintig eeuwsche oogen als levensuiting heel onreëel aan. Wagner bekent trouwens zelf, dat hij in een theaterheld slechts een eenvoudig middel - van -uitdrukking ziet, op gelijken rang gesteld met koper- of snaarinstrument, en daarmee dus rond-uit verklaart dat hij het «Leven» dat op het tooneel geleefd wordt, slechts gebruikt als grond voor zijn fantastische lyrische vluchten. Het gaat dus niet o m het «Leven», maar hij heeft er zich meester van gemaakt, om het te gebruiken als be-middelaar, zooals hij omtrent zegt, als vulgarisa-lie - middel, omdat langs het tooneel het gemak-kelijks tôt de massa te komen is. Hij wou door zijn Vunst het volk winnen voor de politieke een-heidsidee van zijn tijd. Dat was een mooi, verheven doel als nationalisé maar hij heeft ook ailes aan dat doel geofferd. Aile mogelijke, dit is: — maar eenigszins bruikbare kunstfrakties wou hij lot een enkel geheel samensmelten, maar is het dan te verwonderen dat zijn werk meer techniek dan bezieling is ? Kijk maar 'ns aan hoe hij mo-tieven gebruikt, aan zekere persoonlijkheden aan-^epast, die hen aankondigen, en die u moeten ùoen rillen als een hysterieke vrouw bij de nade-ring van haar hypnotiseur. Is de muziek daar niet gewild zinnelijk? Hoe ver zijn we daar van die ethische sferen? 't Is een louter technisch fantasietje, waarmee je zoo goed het «maken» voelt en van bezieling heele-maal geen sprake is. En als heel het muziekwezen dan op zinnelijk draina is aangepast en er een zoogezegd geheel-mee... w i 1 uitmaken, kortom als daarin het doel ligt, mag daaruit dan niet besloten worden dat. •lit hoogtepunt - zoeken in fantasie een gebrek aan langdurig - verheven bezieling — dit is: le-vejisvoelen — verbergt, en dat — als het Ideaal in die fantasie gezocht wordt, dit een handig be-wust of onbewust - omzeilen van de kaap is, een ontduiken van het allerhoogste, het maken van (en dwaling of... van een zwakte tôt systeem ? Met een voorbeeld: Stel je voor, dat je de ziel van een bloem in haar geur moet vinden. Dan moet je, om den geur te hebben toch naar de bloem - zelf (dit is: het Leven) gaan. Maar wil ie m, omdat je den weg naar den t u i n ver lo r en hebt, in het laboratorium door een ihemisch - fantasie - reukje den rozengeur ver-vangen en je profeteert daarbij dat in d i e fantasie het hoogste ligt, dan do e je net als de opéra -komponisten; die chemische geur zal ook wel iets echt natuurlijk - frischr in zich hebben net ^ls vele opéra helden iets cliep - menschelijks. Het tooneel en heel zijn zinnelijke voorstelling werd slechts gebruikt als een wipplank om een sptong te doen, eventjes maar door het ruim te ijlfin, om dan alweer rap nieuwe veerkracht te komen zoeken op het punt van uitgang. Hebt maar . geen schrik, zegt Wagner zoo omtrent in een van zijn laatste geschriften. dat de, menschen u niet zullen kunnen volgen, pions u maar gerust hais over kop in uw fantastische har-monieën, aan de hand van den dichter zult ge nooit verdwalen, het tooneel is daar om uitleg te geven. In wezen en verschijning, in innerlijkheid en techniek is de opéra op end' op romantiek, en als hij thans nog kan leven is het, omdat hij voedsel vindt in zijn fantasie - streelend vermo-gen op het publiek; — maar in een gezond, reëel voelend en gelouterd artistiek bewustzijn kan mj) met meer teelen, tenzij het een temperament ^ dat kan toegeven aan andere als zuiver kunst -aspiraties, en tegen zichzelf - in wil spekuleeren op slenter en konventie. In het eerste gedeelte van dit opstel schreven we: . De suggestie die uitgaat van een kunstwerk is een energie met des te grooter kracht op ons oevustzijn, naarmate ze gericht wordt op één erikçl doel: één enkel centrum; kracht die nood-za/celijk van intensiteit vermindert, als ze over verschillende centra verdeeld wordt, een zuiver investie van gedachten koncentratie. Hoe sterker zich dus een kunstenaar van een gegeven centrum kan meester maken, en de andere in mindere of meerdere mate kan uitsluiten, dieper, hoe feller, hoe hechter de indruk zal zijn. Juist daarom werkt een beeldhouwer enkel met vorm, een schilder met kleur, een letterkundige met het woord, een komponist met den klank. Maar dat sluit niet uit dat er door het dage-'ijksch leven een massa gevestigde associaties voorkomen, zooals b.v. woord en gebaar, als het meest sprekende te noemen, die gekoppeld een sterkeren indruk geven dan een van beide afzon-derlijk zou vermogen. En met het oog op de opéra - vorm rijst dan 'le vraag of ook muziek en drama een dergelijk •"•ssociatief vermogen hebben. Ja, er is een zekere muziek - kadens die som-Nigen tôt dansen aanzet, maarik geloof dat het j:an meer de kadens is, die prikkelt, dan de klan-kenharmonieën. Maar wat zich echter meer voor-(|oet is een absolute aandachtkoncentratie, die zich openbaart door een stilvallen van aile aktie, jet hoofd gaat naar den grond hellen, soms slui-zich zelfs de oogen, een absoluut - latente ,l(*stand van aile vermogens, behalve van het g<for, ni wiens centrum aile aandachtsenergie is ^eA'o/jcentrèerd. het Leven is muziek en drama niet geasso-c,eeid. Is de opéra - vorm dan in zijn techniek Ci>k niet zuiver fantastisch? Kijk maar in de zaal bij gelijk welke opera-}°oistelling, en het meegaan van. den toehoorder ls Cen schommelen tusschen twee fazen: De muziek is heel expressief. Op het tooneel v«nig aksie. Verglaasd, star - kijkende oogen een dood punt, op het tooneel, in de zaal, oit wel naar de tippen van de schoenen. Ja, liefst juden de oogen dichtvallen. maar, niettegen-^ande de macht van de muziekale greep, blijft , altijd onbewust een licht pudeur - gevoeltje, rj dat de omringende lui u voor 'n slapen-m) zoudeh aanzien. De muziek overheerscht: '^oerende sferen zijn wel elders en, o! zoo ver ('at gedoe aan genen kant van het voetlicht. ^Je muziek wordt onrustig (bij Wagner dik-plBj eeri oplossing in een gekend motief). De jotclen komen recht, gewemel, oogen kijken _fterp. Beweging op het tooneel wordt levendi-\Z! op hare beurt expreèsief, dit is: neemt den gaa op voor het verloop van het drama. De 2® overheerscht, de muziek wordt heelemaal ]'ppi^°"^en' blijft hoogstens een simpele on-nijning en kan zich slechts doen gelden bij \ het schilderen van klanknabootsingen, dus eenvou-5 dig bij uiterlijke effektjes! H Op dat oogenblik is het drama bijgesprongen I om het gebrek aan bezieling aan te vullen. g Muziek is, zooals we reeds zegden, in haar uit-\ drukking veel te onstoffelijk, om zich aan te j kunnen passen op de zinnelijkheid van andere S kunstfrakties en om daarbij plastische aspiraties | te hebben. Dan is ze gedoemd om te vervallen 5 in konventîonneele uiterlijkheden, die men moet I b e g r i j p e n . Heel haar bestaan is daaruit dan' gebouwd: ze leeft van konstruktie - techniek. Moet men Wagner's kunst niet b e g r i j p en ? Tôt hier eenige feiten. Ook langs de keus van de onderwerpen, die noodzakelijk beperkt is, omdat niet aile zielstoestanden van aile mogelijke menschkomplexen lyrisch uit te drukken zijn, zouden we kunnen bewijzen, dat de drama-tische' muziek niet meer mag voldoeii aan onze verlangens van leven - voelen. Aile opéra - kunst is fragmentenkunst; het gémis aan grooten adem, de onmacht v°or ^ scheppen van een groot geheel wordt, verdoken door het aaneenplaasteren van de fragmenten door drama. Ook Wagner's kunst. Hij had wel een hekel aan den met aria's, duo'st> koren en balletten aaneengeflapten poespas; hij heeft de eenheid veel verder gedreven, misschien wel zoo ver als het maar eenigszins kon, want in elk drama, terwille van het drama zelf, moet de muziek op een zeker oogenblik verdongen worden om de aktie, al is die tôt een minimum bepaald, haar gang te laten gaan.Zij zelf zou de muzikale prestatie in fragmenten hakken, ook al was ze een vrucht van machtige, goddelijke bezieling. Daarom moeten we thans de formule veroordeelen --Maar Wagner had haar aangenomen, en dan moet hij haar natuurlijk ook verdedigen en handha-ven. Daarin ligt een dwaling, die eenmaal tôt de algemeenheid van ons kunstenaarschap doordrin-gen moet. We hebben trouwens de toekomst aan ons... De macht van de opéra - vorm op de massa, die f allen hebben willen gebruiken met min of meer verheven inzichten, is al fel geslonken. 't Is niet het meeleven of het meevoelen dat nog aantrekt, maar mee«tal de eerbied voor iets, dat altijd werd geroemd, wat voor o ! zoo velen een stabiel kre-diet is. En ieder jaar worden er al minder nieuwe opera's gerapporteerd, terwijl het de operette is, de caricatuur, die thans het tooneel beheerscht. Muzikaal gesproken : 'n thans zichtbaar frag-metenkunst,misscliien minder artistiek,maar ook minder verdoken en veel eerlijker, en waar ten siotte de muziek slechts gebruikt wordt als af-wisselend element met den gesproken dialoog. Dat zal de overgangsvorm zijn, waarin de dra-matische muziek zal uiteenvallen in haar twee sa-menstellende faktoren, waarna het drama weer in absoluut bezit zal treden van zijn tempel en de muziek van de koncertzaal, waar nog lang zal kunnen geteerd worden op de expressieve fragmenten die gemakkelijk zijn los te maken, want; is het geen zonderling verschijnsel, dat juist de meest beroemde brokken uit zekere opera's de ouvertures zijn, dus uitingen, geroepen om bij absolute afwezigheid van aktie gepresteerd te worden? WILLY. Gust Janssens, uitgever, Kerkstraat, 13, Antwerpen ELKE WEEK verschijnt bij mij minstens één fÇjJi | vlaamsch boek. Zooeven kwam van de pers. \U) "ZIJN KRUIS „ door OKTAAF STEGHERS (Uitgave "Onze Leestafel,,) Prijs : fr. 0.15 InenomdeSchouwburgen LYRISCHE VOORI)RACHTEN. — Zondag 21 Juli 1918, om 5 uur T.U. in de hovingen van het hôtel «In t' Hof van Cappellen», Antwerpsche steemveg, te Capellen, op vijf minuten afstand van den tram, Lyrische Voordrachten, te geven door heer Gustaaf Cauwenberg, kunstenaar bij den Kon. Ned. Schouwburg te Antwerpen, bege-leid door heer ICarel Candael, toondichter, orkest-meester bij den Kon. Ned. schouwburg te Antwerpen, met medewerking van heer Arthur Maebe, violist, eerste prijs van het Kon. Conservatorium te Antwerpen. — Op het programma werken der dichters: G. de Nerval, Victor Hugo, «Jjean Rameau. Wil. Chaumet, Th. Gauthier, Alphonse Daudet, A. Dorchain, B. Millanvoye, Burger, Prins C. v. Schonach; met muzikale aanpassing der toon-dichters: Gust Sandré, Francis Thomé, Ch. Ber-naclel, Wil. Chaumet, G. Lemaire, Emile Trépard, Fr. Liszt, Karel Candael. — Heer Arthur Maebe zal buitendien nog uitvoeren: Rondo Capricioso, van C. Saint - Saëns; Aria, van J. S. Bach en Airs Russes, van H. Wieniawsky. — Eerste plaats 2 fr., tweede plaats 1 fr. — In geval van slecht weder zullen de voordrachten plaats hebben in de feestzaal van bovengenoemd hôtel. Kaarten op voorhand te bekomen in 't Hof van Cappelen. VLAAMSCHE OPERA. — De herhalingen van het koor zijn Maandag 11. begonnen. HEER JULIUS J. B. SCHREY en heer Fé De-rickx zijn in hun vorige functies geëngageerd. TOONEELSCHOOL VAN ANTWERPEN. — Leiding : Dr Maurits Sabbe. Het uitgangsexaam heeft plaats op 20 Juli in den Koninklijken Ned. Schouwburg. Worclt opgevoerd : «Vorstenschool» tweede bedrijf, en Philotas», vertaling van Lode Monteyne. Aanvang 2 uur. Inkom vrij. HIPPODROOM. — Zaterdag 27 Juli, tôt en met Donderdag 8 Augustus,opvoering van «Polydoor> de man zonder verleden, kluchtige operette in 3 bedrijven door Dr Bruno Decker en Robert Pohl. Muziek van L. Friedmann. EEN ZOMERREVUE. — Rond kermis zal het bestuur van den Hippodroomschouwburg een zo-merrevue met groot spektakel laten opvoeren. EDEN. — Aanstaande Vrijdag, weder optreden van Rozy Médec, eerste ster - danseres van de voornaamste schouwburgen van Brussel en den heer G. Mériadec, met tien beroepsdanseressen, die alhier verleden winter zulken bijzonderen op-hef maakten. Zij zullen ons te bewonderen geven: het groot ballet uit «Faust», de prachtige, onster-felijke opéra van Gounod, en het groot ballet uit de «Hugenoten», opéra van Meyerbeer. Ter studie: «De Kuische Barbara», operette in di'ie bedrijven. Muziek van O. Niedbal. MEVR. REZY VENUS. — Deze talentvolle actrice vertolkte verleden Dinsdag te Diest, en dit met zeer veel bijval, de hoofdrol in «Perichola», in de plaats van Mej. Nini de Boël, ongesteld. HEER MARCELLYS en MEJ. DELVIGNE zullen eerstdaags te Diest «Manon» zingen. MATHIEU JANSSENS. — De zoon van onzen gevierden komiek Toontje Janssens, heeft te Gent aan den Minardschouwburg, bij het operettenge-zelschap, met zeer veel succès gedebuteerd. In tal-rijke vereenigingen trad hij vroeger op en alge-meen prees men bij hem, dezelfde hoedanigheden, die het succès van den vader uitmaken. Wij wen-schen den jeugdigen artist een schitterende. carrière.HR VAN SEYMORTIER. Tôt bestuurder van den Koninklijken Nederlandschen Schouwburg te Gent werd hr V. Seymortier aangesteld. Hij krijgt van stadswege eene subsidie maar moet in de toekomst van het opvoeren van operetten afzien. OPENLUCHT - VERTOONING VAN NIEUW LEVEN. — Door het afsterven van den diepbe-treurden voorzitter van «Nieuw Leven», heer Goi-ris, zal de openluchtvertooning op 11 Oogst niet doorgaan. «PEER DE KOSTER», werd Dinsdag- in den Scala te Brussel,, in het fransch opgevoerd, onder den titel van «Le Bedeau» en werd goed ont-haald. Vooral de komiek Nossent bekwam' veel succès in de titelrol. '5, Jlnneessensstraati 15 Concert Aantrekkelijkheden Dansen René Vermandere Een populair en tevens zeer bescheiden man. Dichter, toondichter, lie<ljeszanger, dramaturg, joùrnalist en romanschrijver! Geboren te Kort-rijk den 25 Februari 1857 was hij, evenals Streu-vels, bakker in zijn jonge jaren. Hi.i beoefende de toonkunst, schreef tooneelspelen o. m. «Het blauw cog» (1880), «Twee Vaders» (1880), «Huwelijk per Annoncenblad» (1S8Ï), < 'k Ben te Parijs» «Tien uren dood» (1884), «4 per honderd» ' (1886), «Een uur gropt» (1886), «D.e Gazetver-(1^86), — «Rommelâar éii Bommelaâr» (1887), «De Nieuwe Spuit» (1889). verscheen zijn eerste prozabundeltje «Vijf Novellen». Een jaar later kwam hij zich te Antwerpen vestigen. JCien nieuwe reeKt, vvextvcn volgen voor het tooneel : — «Levende Dooden» (1889), «De Gevangene», «Van hand tôt hand», «Familieer» (1889), «Mops» (1890), «De verwar-de streng» (1891), «Jan in de olie» (1893), «Riem-snijders uit andermans leer» (1902), «Roept geen mosselen» (1901), «De Pot van Pandora» (1909). Een verhaal «Droeve dagen» verscheen in 1890, «Novellen en Schetsen» volgden in 1891, «Op droog Zaad» (1900), «Waar 't vliegen wil» (1895), «Geheugenissen» (1893). - Een beslist succès was «Van Zon Zaliger», een sober, humorvol, aan menschenkennis rijk boeks-ken waar\^an circa 5000 exemplaren in Vlaande-ren verkocht werden. In 1915 kwam «De Ster met den Steert», een nieuw werk vol humor en levensondervinding zijn bijval versterken, maar thans met «Door Dik en Dun» zet hij de kroon op zijn werk. Deze herinneringen uit de jeugd van een Vlaam-schen jongen zijn de sappigste en kleurigste blad-zijden die Vermandere geschreven heeft en waar-mede hij duizenden harten veroveren zal. Karel van den Oever heeft vroeger wel eens geschreven over den. «kruimig - humoristischen kijk» van Vermandere, en over de «uit rustige le-venservaring» ontstane kunde om «fijn en scherp de verscholen bedoelingkjes» der menschen te tee-kenen. Dat ailes zijn de waarachtige hoedanigheden van dezen schrijver, maar thans biedt hij meer. «Door Dik en Dun» is voorzeker het werk van een geloovige, van iemancl die heeft leeren berus-ten, maar 't is vooral het innig - menschelijke opgewekte verhaal van de jeugd tôt aan het graf der eenvoudigen en der kleinen, — waaraan de schrijver zich zoo verwant voelt. Wat in dit boek roert is zijn edele, groote lief-de voor de arme menschen. Aan zijn humor en zijn liefde dankt hij het vermogen met zoo'n tee-dere raakheid te hebben kunnen oproepen de vader en de moeder, Cies de Schipper en Stans, Nol Knip de kleermaker, de broers en zusters, de tantes en Daniel, Kappeke de blinde doolaar. De held die Zijn levensverhaal vertelt, hoort thuis in een arm dorp op den Scheldeoever! — Schippers, boeren en wroeters leven er hun bescheiden bestaan, en hij kan gerust getuigen: «God had mij bij zulke brave lieden besteed,dat ik eraan zou verloren hebben met zelf te kiezen. Zij bezaten niet veel, maar verstonden zoo goed het verdeelen, dat zij, met tekort, toch toekwa-men.« Iedere maal dat bij ons een kleine aanklop-te, werd er opengedaan met een goedgemeend «welgekomen». Zij die vroeger waren binnenge-laten, schoven wat op en... 't scheen altijd 't zelf-de hoopke: ge moest ons tellen om te zien dat er een meer was. « Tweemaal heb ik zoo weten kloppen, en opge-schoven voor 't nieuwe kindje: tweemaal heb ik kunnen nagaan, hoe ik zelf onthaald was gewor-den.» 't Was op verre na niet onmetelijk t' onzent, maar 't gaat met d'arme menschen gelijk met de vogelkens: er huizen tôt zestien meezekens in een nestje, pas eene eierschaal groot. Hoe zijn wij daar eens ingekunnen, hebben wij ons allemaal afgevraagd, wannecr wij, jaren nadien, ons ver-grijsd hoofd in die kamer gesteken hebben en de plaats terug gezien, waar onze eerste blik op viel. •>•>' Men zou, xiaar aanleiding van dit boek van Vermandere kunnen herhalen wat een criticus over Charles - Louis Philippe schreef : «Il n'a bien connu que les pauvres; il a écrit, non pour eux seulement, mais avec la volonté qu'eux aussi pussent le comprendre.il s'est donné pour un des leurs; il a marqué sa place parmi eux; il est à eux; on n'a pas le droit de le leur prendre.» Charel Moedegé van Rupelmonde en zijn le-vendige jongensdagen, zijn dorp en de Schekle," het leven in de wijde natuur en in het kleine nestje is een zacht aantrekkelijk verhaal vol wee-ke. stemmingsvolle, gemoedelijke tafereeltjes. Een beetje wereldwijsheid, een beetje spijt om voor-bije dagen, een glans van humor wist Vermandere, de Kortrijzaan, in de hoofdstukken te vlech-ten.Lang geleden heeft zijn ouden vriend Moedegé, bijgenaamd de Scheeve, hem zijn leven verteld, wij lazen het in zijn eer&ten minder uitvoerigen en voorzeker minder zorgvuldig bewerkten vorm «Geheugenissen» (1893), maar de stof boeide hem' en hij herwrocht het tôt < Door Dik en Dun», her-schreef in achttien hoofdstukken (264 blz.) wat eens een klein boekje was. Chareltje Moedegé, die- menigeen als een be-kend, ingeburgerd Antwerpenaar zal herkennen, volgen wij van zijn wieg tôt op het oogenblik dat hij een nestje bouwt in de stad en een «gaaiken» neemt.De jongensjaren, de herinneringen aan kat-tenkwaad en dorpsleven, de eerste lauweren ge-plukt op de planken, de beelden van vader en moeder, de eerste reis per schuit naar Amsterdam, de leerjaren bij den bakker, de leeslust en de tocht naar Antwerpen om Conscience te zien, het leven als schippersknecht, de gouden bruiloft-viering, de dood van Cies, ailes samen vormt één levensbeeld van komen en gaan. De dagen ver-glijden en 't schijnt al zoo ijdel! Maar 't leven bood zooveel schoone herinnering voor den nede-rigsten mensch dat zelfs het nagenieten in een verhaal nog een weemoedige vreugde mag heeten. Wie «Asmus Semper's Jeugd» van Otto Er.nst gesmaakt heeft om zijn pittige, opgewekte frisch-heid, zal ook met even groot genot dit heerlijk eenvoudige boekje van Vermandere genieten. Het zijn levensboeken van dezelfde soort, het is ver-wante kunst en het werk van den Vlaming heeft voor ons daarbij een smaak.van eigen bodem. «Door Dik en Dun» is, wij herhalen het, het beste werk van Vermandere.Het werd fraai geïl-lustreerd door Edm. Van Offel en uitgegeven door de firma Courtin te Antwerpen aan 2.75 fr. L. B. IK KOOP nog altijd giën aan hooge prijzen OUDK STËËiX'WKG, 25 /iiiUverpun, nevens den hoek der St-Jansplaats Huis van Occasiejuweelen Alfons Goiris Verleden Donderdag is Alfons Goiris, algemeen secretaris van het Weldadigheidsbureel naar zijne laatste rustplaats gebracht. De mare van zijn overlijden was als een donder-slag in een blauwen zonnigen hemel. Wie had zich aan die jobstijding verwacht! De mortuis nil nisi bonum. Van de dooden niets dan het goede! is voor hem geen ijdele lofspraak, geen gebruikelijk cliché. Ook tijdens zijn veel te kort bestaan was hij door-en-door goed, braaf en rechtschapen. Selfmade man in de schoonste, de edslste betee-kenis van het woord, had hij tfich door eigen kracht, met taai geduld, en buitengewone wils-kracht, zonder voorspraak, omhoog gewerkt en eene zeer voorname en geëerbiedigde sociale po-sitie veroverd. Maar met de lotsverbetering was de hoogmoed en de verwaandheid niet gekomen. Neen! Alfons was en bleef steeds de goedheid in per-soon, voorkomend en inschikkelijk, een vader voor zijn personeel en de beste der vrienden. Hij die het hoogste ambt bekleedde bij de of-ficiëele weldadigheid, vond zijn grootste genot, zijn zuiverste zelfvoldoening, in de private liefda-digheid. Al de schatten. van zijn edelmoedige in-borst kwamen ten goede van zijn hulpbehoe-vende medeburgers. Wie zal de ontmoedigde huis-vaders, de weenende moeders, weduwen en wee-zen, de noodlijdende schoolkinderen tellen die hij geholpen, getroost en opgebeurd heeft? Met wat vurige liefde, wat weergalooze toewijding wist hij de ongelukkigen en verlatenen te steunen en hun het schrijnende leed lichter te maken ? En dat ailes zonder uiterlijk praalvertoon, zonder reclaam, zonder bejag op eerbewijzingen. — Van hem mag terecht gezegd worden dat hij het goede deed om het goede! De leden van «Nieuw Leven» verliezen in hun-nen voorzitter den edelsten man die zij ooit aan het hoofd hunner liefdadige instelling wenschen konden. Bestuurleden met wie wij over hun ont-slapen voorzitter spraken, bekenden met tranen in de oogen dat het verlies voor hen onherstel-baar is! Schooner getuigenis kan wel niet afge-legd worden. En nu is hij ons ontrukt in den bloei des levens, nauwelijks 47 jaar- En hij had nog zoo veel, zoo oneindig veel goeds te stichten. Wij zullen niet beproeven de treurende weduwe en kinderen woorden van troost toe te spreken... Bij zulke onverwachte, nijdig - harde slag van van het onverbiddelijk noodlot buigt men het hoofd en weent. Mevr. Wed. Goiris en hare beide kinderen durven we nochtans eerbiedig onze zeer innige deelneming in hun onvergetelijk verlies betuigen. En aan de leden van «Nieuw Leven», den kring die op zulke gelukkige wijze hooge kunst en lief-dadigheid weet te doen samengaan zeggen wij : bewandèlt dèn weg U met zooveel ievei', toewijding, opoffering en belangloosheid aangewezen door Alfons Goiris. Dat zal de schoonste en dank-baarste hulde zijn aan de nagedachtenis van uwen edelen en helaas! veel té vroeg ontslapen Presis! N- Vriend Hein m de buurt IV. Dagelijks speelde hij voortaan domino met den Generaal. Soms gingen zij samen wandelen naar het Nachtegalenpark. De galante Generaal waar-deerde zijn vriend voor zijn geduldig toeluiste-ren wanneer hij militaire aangelegenheden be-sprak. Hij was een vereenzaamd man die met zijn oude zuster onder een dak woonde. Van gar-nizoen naar garnizoen had zij hem gevolgd en thans leefden beiden stillekens onder vreemde menschen. Snepvangers zag in hem een toonbeeld der voorname wereld. Hij zwoer bij de woorden van den Generaal, droeg ook handschoenen wanneer hij naast hem liep en knikte diepzinnig bij elk betoog. Wanneer Antoine iets zei, haalde hij er maar telkens een ware of ingebeelde meening van den Generaal bij te pas, wat niet naliet Antoine te hinderen. In het najaar zaten beide heeren menigmaal te kijken naar de zwanen die op den parkvijver dre-yen.— Aristocratische vogels, zei de Generaal. — Ze hebben lange halzen, bemerkte Snepvangers.— De bladeren vallen al van de boomen, nam de Generaal waar. — 't Schoon weer zal gaan gedaan hebben, en dan krijgen wij weer regen en wind... — Ja, Snepvangers, het schoon weer... maar dat komt nog eens terug... toekomend jaar... maar de schoone tijd komt nooit terug zoomin als onze jeugd... — Meent ge dat, Generaal? — Weet ge wat de schoone tijd was, Snepvangers?... toen ik onderluitenant was en in garnizoen lag te Dendermonde — De meisjes, fluisterde Snepvangers. — ... en de bals en de oefeningen... de kamera-.den... en later toen ik kapitein was en te Luik verbleef... en nog later als majoor op de manoeuvres... en toen ik koloiiel was te Oostende en 's Zomers de Koning mij feliciteerde omdat mijn re-giment zoo prachtig marcheerde. — En toen ge gedecoreerd werd, vulde Snepvangers aan die reeds meermaals deze ontboeze-ming gehoord had. — Ja, droomde de Generaal. — En als uw muziekkorps zooveel bijval had!... — Ja, Snepvangers. — Ik begrijp het, zei Snepvangers, dat was zoo precies wanneer mijn kanarievogels bewon-clerd werden. — Nu vechten zij, Snepvangers-.. waar voert het heen? — De menschen vallen als vliegen en ailes wordt verwoest, Generaal. — Er komt een nieuwe tijd, Snepvangers, maar ik zeg: nooit komt het oud regiem terug... en dat was de schoone tijd... — Wij zijn menschen van den schoonen tijd, Generaal. — Ja, Snepvangers-.• het menschdom ontsnapt ons... wij kunnen het niet meer regeeren-.- en wie weet wat komen zal... Wie zal regeeren?... De volken vechten voor deheerschappij... Het zijn sterke vijanden... Ons arm land, Snepvangers... Wij zijn het kind van de rekening... — En wat staat er ons nog te wachten, zei Snepvangers somber. — De nieuwe tijd -- nieuwe regeerders... maar de menschen verbeelden zich nog dat ailes weer worden zal zooals het was--- Het betreuren van het verleden en de ernst van de bespiegeling wogen Snepvangers wel eens heel zwaar, maar de Generaal, in tegenstelling met Antoine, scheen ook zijne meeningen te waardee-ren. Het gaf hem zelfvertrouwen, vooral sinds hij in het dominospel een knapheid had verwor-ven die zijn tegenstander bewondering afdwong. Op Oucïejaarsavond verraste Antoine ditmaal de familie met het bericht dat hij een heeren-huis gekocht had op de Leopoldslei. Zijn fortuin was aangegroeid tôt bij het millioen. Hij be-heerschte nu de markt der specerijen, had groote hoeveelheden peper, safraan, kaneel en kruid-noten opgestapeld, was betrokken in een zaak die alcohol, azijn en leder opkocht. De drogerij deed hij van do hand. — Nu gaat gij zeker koets en paard houden ? polste Snepvangers. — Och, neen Papa... later zullen we zien... — Die het er nu zoo aanhangen, zei Craen, zijn maar mannen die geen geld gewoon waren... met het trommeltje gewonnen, met het fluitje ver-teerd... Antoine zal ze wel bijhouden... Maar ik ga nu ook rentenieren... — Hij komt misschien nog in den Senaat, bluf-te Marieken. — Met uw cens moogt ge wel een amusement hebben, vergoelijkte Snepvangers. — Een amusement, Papa Ik zou het aanzien als een vaderlandsche plicht-.- — De nieuwe tijd. jongen... Ik begrijp het wel... De Generaal heeft het mij uitgelegd--- — Ha, de Generaal, wrokte Antoine. Het leven ging zijn gang en de menschen be-kommerden zich haast nog uitsluitend . om het eten. Soms, als het gebonk der kanonnen luider daverde dan naar gewoonte, besloop hen wel eens een heimelijke vrees. Wat stond hen nog te wachten ?... Snepvangers leed weinig onder het oorlogsge-brek. Hij was van oordeel dat, vermits de kinderen zoo rijk waren, zij zich niets moesten te kort doen. Madame vond in koken en smooken haar be-liagen, maar Madame Craen leed onder een bere-deneerde onrust en vermagerde zichtbaar. In het voorjaar ontmoette Snepvangers den vervallen Verdierenpikker. Hij had hem wekenlang niet gezien.— Dag-, Snepvangers! — Waar hebt ge zoolang gezeten? zei Snepvangers joviaal. — In de Begijnenstraat... Ja, in 't gevang... — 't Is wat schoons, verweet Snepvangers. — Ja maar vriend, 't was omdat ik verboden gazettekens had rond-gegeven--. — Bemoei u met die vodden niet, bestrafte Snepvangers, blijf overal uit... Gij kunt er toch niks aan veranderen... — Maar... — De Generaal zei het ook!-. — Ik ben toch een martelaar voor de goei zaak, oordeelde de Verdierenpikker. — Och martelaar, 't kan zijn, zei Snepvangers, maar dat trekt mij niks aan... ik eet liever thuis dan in den amigo... — En wat denkt de Generaal van den oorlog? vroeg de Verdierenpikker kleintjes. — 't Zal nog heel lang duren, verzekerde Snepvangers.— Dat is goed voor de woekeraars, zei de Verdierenpikker,maar slecht voor ons,arme huisbaas-kens... de huizen zullen dan geen cent meer op-brengen-..— Ja, vriend, weifelde Snepvangers, waar is onze tijd... — Die komt nooit meer terug, zuchtte de Verdierenpikker.Zij# herdachten hun gezellige dagen, hun cent-jes winnen in de verkoopzalen, de wijnproeverijen en ook den onvergetelijken Goeden Vrijdag. — Saluut, Snepvangers, zei de Verdierenpikker een diepen zucht slakend. — Hij ziet er.niks goed uit, overwoog Snepvangers, hij veroudert. Op Sinxendag ontving Antoine voor de eerste maal in zijn hôtel. Het was een puik familiedi-neetje, opgediend door twee pronte meiskens in 't zwart. Zij droegen witte schorten en blanke tullen mutsjes en liepen geruischloos over dén ge-boenden vloer der stemmige, oud-vlaamsche eet-kamer. Aan den muur hingen groote schotels in nieuw Delftsch, twee prenten, kermissen van Te-niers, en een schilderij, een stilleven, waarop een overvloed van vi'uchten was afgebeeld. Op de piano stonden de familieportretten. Na het eten werd de koffie geschonken in de véranda... De muren, in rotspleister, waren met mos en groen bezet, een fonteintje spoot. De dames zaten op bamboe-stoeltjes en de heeren lagen lui hun sigaar te rooken in clubfauteuils. Snepvangers zag de fraaiheid weerkaatst in een grooten, zilveren spiegelbal, aan een kant de kamer, daarnaast een stuk van den diepen tuin, een rood bed géraniums en het levend groen. De deuren stonden open, vogels kwinkeleerden in de boomen, Albertken zat als verloren te droomen op den tuintrap. — Wel, Antoine, ge haalt er eer van... — Rijk zijn is toch plezant, meende Craen. — Ge moet den Generaal eens verzoeken... — Ja,... dat kon ik wel doen, gaf Antoine toe. De kinderen werden door de meiden weggeleid en Marieken ging de moeders voor om het huis eens te bezichtigen. — Ge kunt niet gelooven hoeveel geld er gewonnen wordt, herbegon Antoine, ge kent Ver-varcken, de huurhoudèr, die nu «La Joie de Vivre» exploiteert... — Die heeft het met buksvet verdiend, zei Craen. — Ja, Papa, maar hij wint nu nog meer... (Wordt vervolgd.) LODE BAEKELMANS. Inkoop OCCASIE JUWEElLEJr Verkoop F. VAN KERCKHOVEN l, Anneesseiistraat, 1 Goudsmid Horiogiemaker Diamantzetter H. HENRI SCHMITZ, Declamator. Hippodroom «HET LEVEN VAN FRANSKEN». In nummer 48 van den tweeden jaargang van «Het Tooneel» verscheen eene uitvoerige bespre-king over «Het Leven van Fransken». Onze meening betrekkelijk dit kluchtig zangspel bleef on-veranderd, behalve voor wat de wijziging van het vierde tijdvak aangaat. Met «Het Gouden Jubi-leum», dat «De Dood van Fransken» verving, — bleef de schrijver veel meer binnen de grenzen der werkelijkheid. Heer Pouillon borstelde in dien nieuwen akt met breede trekken, aandachtig af-gekeken volksgebruiken en zeden. Wel draagt dit bedrijf merkelijk de kenteekens van oyerhaasting maar de groote lijn is juist gezien, en mits éen strenge revisie zal, voor wat de aankleeding be-treft, die vierde periode uit «Het Leven van Fransken» op gelijke hoogte staan als de drie an-> dere tijdvakken. De vertolking was zeer goed geslaagd en de mise en scène veel prachtiger dan in dèn Scala-schouwburg.Al was heer Pierry als Mie de Baker en als Roos Moeial verdienstelijk, toch hebben wij beters van hem gezien. Hij stoncl te zeer buiten de Werkelijkheid, zijn rolopvatting was al te sterk naar den geest der parodies begrepert, en de indruk, dat we voor ons een man hadden in vrouwenklèé-deren gestoken, was al te stetfcL Als John Kwik-steert toonde hij zich danig opgewekt. Frans Boité en Jan Travers van heer Darden waren naar de werkelijkheid afgeke^en-.. Heer Frans Condès vervulde de 'tîfeeliïbl,' e^n^oudig en met veel distinctie. John Kwikstèért werd door heer Van Thillo flink ge'zièn. AchSllesf hàd hijj meesterlijk getypeerd, en als Neel Vari Dunnen behaalde hij een wel afgébàkend feùcces. Héer E. Van den Branclen was een nâtuurli.jke ëchepen Van Kwik en een vermakelijfce TvuHemrirjs. Heer Van Eeckhout teekende een onbériëpèlijk'e Kne-veltjes en een leuken Zotten Rik... Héer J. Bison presteerde een grappigën hàarl^apper, eëh waar-dige getuige Stekelbak en èen smakeîijk lid der feestkommissie Jef Kwak. Verder schaadden de heeren J. Houtmaris; Pèe-ters en Claudemaiië niëts aan het ensemble. Mej. Jeanne Jansseiis was ,eéne typische. volks-vrouw Lida. Het succès dezei- gràag gëziené artiste was dan ook zëër j^root. Me\T. E. Hâesen bë-viel eehieder als Mie Pruim èri als L'6t. Als al-lerliefste bruid en als o'ud hloedèi'kèVi leverde Mej; Maria Peenen degelijk werk. !\IëJ. Hildâ 't Seyen gelukte er in de ondèrg-esçhikte përsoriage Roze-ken op het voorplan te brengën. Haar lief àriâ in IV werd lévendig tbèèèjUîcht: Door hét o'v'erlijdfeh van d'én éèhtM"enoot van Mevr. Katicza, werden de baletten niet uitge-voerd. «Het Tbo'neel» houdt er kan d;è' eerste dan1 seres ôhi dit pijhlijk 'À'ëï'lieè fijn innige deelne-nemiilg te betuigen. . J. D. S. De meubelen van het hûis Marx, Kerkstraat, waren prachtig. EERSTE TIJDVAK. — De doop.: ;Mie de ba-her, heer Pieî'ry. — Nonkel ^Bôlté, pbtér, hfefer A. Darden. — Mie Pruim, meter, Mevr. L. Haesen. — Lida, moècler van Fransken, Mej. J. Janssens. — Kneveltjes, à^ent, heer Van Eeckhout. De doop van transken zal lang in het geheu-gen blijven van zijne moeder Lida, een Ant-werpsch meisje, getrouwd met den John, een zee-man die, op reis zijnde, den doop van zijn zoon niet kan bijwonen. Mie de bake;*,,type onzer Antwerpsche volkgyrouwen,. poolit en tiert op de ge-boorte van onzen vqlksspruit. Nonkel 13olté van Brussel is als ^peter overgekomen. Mie Pruim, de moeder yan Lida, overladèn met trots over haar kleinkind, kan hare vreugde niet bedwingèn. Allen vieren djan ook den çlpop zoq^Js dat in een echt Antwerpsch volksgezin moet gevierd worçlen: met de borrelflesch. Zoo komt qjîs gezelschap te-rug van de kerk, goed aangevezen. De baker is zat, de grootmoeder is zat, de peter is zat, de moeder krijgt het op den duur ook, tôt. zelfs Kneveltjes, de agent, die het geglacht van den nieuw-geborene kwam bestatigen. Zoo sluit het eerste bedrijf in vplle prêt op de gezondheid van Fransken.TWEEDE TIJDVAK. — De Eerste kommunie: John Kwiksteert, heer Van Thillo. — Lida, zijne vrouw, Mej. Janssens. — Fransken, hun zoon, eerste kommuniekànt, heer Condès. — Mie Pruim. Mevr. L. Haesen. — Roos Moeial, gebuurvrouw, heer Pierry. — Duchenneken, coiffeur, heer J. Bison. Fransken doet zijne eerste kommunie. Drukte m het huishouden den morgen der plechtigheid. John, de vader, is gelukkig- voor dien tijd aan wal. Hij heeft echter de vreugde van zijnen te-rugkeer met zijn makkers willen deelen en is heel den nacht op zwier gebleven. Hij komt 's mor-gens te huis en valt van vërmoeienis met het hoofd op de tafel in slaap. De coiffeur denkende de slapende communiekant te treffen zet het haar van John in de krol. Vergissing van wege Lida. Zij verdenkt haren man den nacht met lichte vrouwen te hebben doorgebracht. Ruzie op den schoonsten dag van hét kind zijn leven. Lida raast en tiert opgestookt door Roos moeial. Moeder Pruim is er natuurlijk ook bij om de rechten ha-rer dochter te verdedigen. DERDE TIJDVAK. — De Bruiloft : Lida, Mej. J. Janssens. — Frâns Kwiksteert, bruidegom, heer Condes. — Jan Travers, heer Darden. —'Roos Moeial, heer Pierry. — Lizeken, hun dochter, de bruid, Mej. Peenen. — Schepen Van Kwik, heer Van den Branden. — Achilles, heer A. Van Thillo. — Kneveltjes, agent, heer Tan Eeckhout. — Le-veque, pompier, heer Hautmans. — Stekelbak, getuige, heer Bison.— Musken en Riksken, edelkna-pen op het stadhuis. — Getuigen, bruiloftsgasten, volk, enz. enz. De trouwdag van Fransken. Jan Travers en Roos Moeial hebben hunne dochter Lizeken aan Frans toegezegd. Het heele gezelschap is op het stadhuis en wacht 't oogenblik af van trouwen. • Maar de bruidegom is er niet. Fransken, matroos geworden, als zijn vader zaliger, is voor het hu-welijk aan wal gekomen. Den vorigen nacht met matrozen aan het vechten geraakt zit hij nu in den amigo. Op verzoek der familie laat de schepen van den burgerlijken stand zich overhalen en laat den jongen uit den bak om het huweliik te voltrekken. Eens getrouwd moet Fransken terug I in het kot: wat natuurlijk uitloopt op tegenstrib-belmg en vechtpartij. Weer een gebeurtenis in het leven van Fransken. Er is waarlijk eene kwade hand aan dien jongen. VIERDE TIJDVAK. — Het gouden jubelfeest: J^rans Kwiksteert, jubilaris; heer Condès. — Lie-sekèn, zijne vi-ouw, .Mej. Peenen. — John, hun zoon, heer Pierre Pierry. — Neel Van Durmen, voorzitter, heer Van Thillo. — Lot, volksvrouw Mevr. Haesen. — Rozeken, Mej. 't Seyen. — Trullemans, heer Van den Branden. — Jef Kwik heer Bison. — Zotten Rik, heer Van Eeckhout — Nant de ICeutel, heer Hautmans. — Max den bult J. Presters. — Politieagent, heer Claudemans. — Volk, sommissieleden, maagdekens, enz. De jubilé van Fransken. 50 jaren ziin er ver-loopen sinds Fransken en Liezéken in den echt zijn getreden. De geburen vieren het echtelijk paar. I< eesten, stoet en dans komen de buurt op-luisteren.In voile vreugde herdenkt het oude paar zijn vong leven.De vreugde wordt volmaakt dôbr de wederkomst van John, de oudste zoon, die, zee-man zijnde, reeds Hng vermist wordt.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks Het tooneel behorende tot de categorie Culturele bladen. Uitgegeven in Antwerpen van 1915 tot 1940.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Onderwerpen

Periodes