Het tooneel

1017 0
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1918, 16 Maart. Het tooneel. Geraadpleegd op 29 juni 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/sx6445jj14/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Het Tooneel M 3> Jaargang Nr 27 — 16 Maart 1918 Beheer en Redactie : Kerkstraat, 13, Antwerpen 15 Gentiem |Kon. Ned. Schouwburg 1 " De Antichrist „ I " Zieleketens „ We kunnen niet zeggen, dat het bestuur van I den K. N. S. gelukkig is in zijn keus van I Viaamsche stukken, «Koning Hagen» uitgezon- ■ derd. We nemen best aan, dat we weinige too- ■ neelwaardige spelen hebben, maar in omstandig-H heden als deze, als er wonderen zouden kunnen H verricht worden, zou de leiding toch meer blij-B/cen van durf en initiatief moeten gevèn, die te- ■ vens een sterke aanmoediging zouden zijn voor H 't verder wcrken en zoeken vanwege de auteurs. Voor 't oogenblik zijn aile struikelblokken uit den H weg geruimd. — Het publiek stroomt naar de I schouwburgen en is dankbaarder dan ooit. Lief M schatje, wat wil je nog meer? — Om nu eens lieel I streng te ziin : We hebben in onze Viaamsche ■ tooneelletterkunde toch wel tien werken, die met m verdiend succès zouden opgevoerd worden. Ver- ■ geet de leiding o.a., dat er n zekere Cyriel Buy-B se degelijk tooneehverk geleverd heeft? ' «De Antichrist» heeft ons sterk aan Heijer- ■ mans doen denken, maar dezes kunst beschouwrt I door een reeks glazen die beurtelings opslorpten: ■ Heijermans' levenskijk, realistische schildering, H tragiek, zielskennis, dialektiek, ironie, mensche- ■ lijkheid en menschenkennis, — kortom, 't is een ■ bleek H'sche schimmetje ontdaan van al wat H. ■ tôt kunstenaar verheft. 't Is als een verzuurd ■ walmpje van gevaporiseerde, flepsch kunstmatige H bloemenessence tegenover den overweldigenden, ■ heerlijk frisschen geur van pas ontloken rozen. Dit zijn de drie verdiensten van «De Anti- ■ christ»: | l. Schoor is — en dan betrekkelijk — goed ge- ■ teekend. j 2. De dialoog is vloeiend en voldoet voor wat ■ den vorm, niet voor wat den inhoud betreft. 't Is H geen boekentaal. 't Zijn inderdaad woorden — H Mit's gefrazeer natuurlijk uitgezonderd — uit ■ den mond van Antwerpsche menschen opgetee- ■ kend. Maar men bedrieg't zich als men denkt te H kunnen suggereeren met slechts oppervlakkig ge-B praat van de menschen neer te pennen. 't Effekt B wordt gemist, slaat, ja, van positief naar nega-B tief. Dat heeft heer Schmidt Zaterdag 11. best on-B dervonden. Wat als ernst was bedoeld, werd heu- ■ sche klucht en omgekeerd soms. Tooneel is geen B bloote weergave van 't leven.Tooneel, zooals aile ■ kunst, is leven gevoeld door het temperament B van den kunstenaar, d. w. z. — illusie. De auteur B moet den dialoog bezielen, hij moet niet enkel het ■ uiterlijke maar ook het innerlijke van menschen B en toestanden geven. Dan eerst wordt er tooneel B geschreven, en dat heeft de auteur nog niet be-B reikt. Hij heeft dat trouwens zelf gevoeld en de B aandacht trachten af te leiden niet door hun gees-B tigheid, maar meestal door hun vulgaire brutali- ■ teit, geen gullen lach, maar een geniepig gegie-B ber of een zucht van bittere ontgoochelmg de-B den opgaan. i 3. De bedrijven zijn — en we stippen dat met B genoegen aan, dat heer Schmidt daarin vooruit-B gang heeft gemaakt sinds de periode van «Een B paar Menschen» dat maar losjes ineenzat — nog-B al knap gebouwd, knap slechts in deze beteeke-B nis, dat de tooneelen elkaar tameliik goed opvol-| gen, zonder dat men al te zeer voeit, dat de per-B sonnages moeten verschijnen of verdwijnen en B de Sardou'sche ficelles te fel in 't oog springen. H Nochtans wordt men goed gewaar, en dat ge-B zegd in aansluiting met de aanmerking op de ^BtNveedo verdienste, dat veel tooneelen gerokken iHN" me^ vulse^» dat absoluut niets aanbrengt. — «Dus: sterk gebrek aan concentratie. Zooals heer ]||B Schmidt het onderwerp opvatte was er stof voor ^^■'n eenakt. De auteur neeft echter tooneel bestu-H deerd en weet wat er noodig is om een drama te h .maken». Maar iedereen weet, of kan leeren wel-|B ke marmersoort 't best tôt houwen geschikt is, [B ja zelfs de intensiteit van iederen beitelslag, en ■ toch is iedereen geen beeldhouwer. «De Anti-B christ» is niet gescnreven in een gloed van schep- ■ pingsdrang. De tooneelen zijn aan elkaar ge-5® haakt en vormen slechts een geheel zooals een ■ ketting een geheel maakt. De grootste fout is : ge- ■ brek aan homogeniteit.We knjgen het gevoel als ■ zitten we in een schommel, onmeedoogend om-I hoog, omlaag gedreven met dat vreemd, misse- ■ liik gevoel. Zonder reclen slingert de auteur u uit ■ sieren van klucht in sferen van wee en omge- ■ keerd, waarbij het kluchtgevoel altijd blijft over- ■ heerschen, zoodat een tragische scène daarin spo- ■ ken komt als een lijkbidder op een gemaakerd I Nergens is een spoor te ontdekken vân redelij-B k® bezonkenheid. Daarbij moeten we nog wat on- ■ waarschijnlijkheden slikken. Wie, gezond menach, B blijmoedig man, met frissche hersenen, goed ge-B equilibreerd — van herediteitskwesties hooren we B niets — geheel onthouder als Van Assel, zal zoo B te werk gaan en zijn kop verliezen (als hij juist ?B zijn gedachten noodig heeft) omdat zijn minder-B jarige dochter zich zoogezegd slecht gedraagt ? B En t is rond het ongeluk, dat daarop volgt. dat ■ heel het stuk draait. Wat 'n boel toevallen toch ! «De Antichrist» is volgens heer Schmidt de ■ voornaamste persoon, die, alhoewel we hem niet B te zien krijgen, toch het stuk zou moeten beheer-B *chen. Slechts in II hooren we daar zoo iets van, >B voelen niets. Suggestie, dat hier hoofdzaak had B moeten zijn, licht boven de dramatische kracht iB van den auteur. Dit bedrijf dient overigens slechta om ons voor te bereiden op het ongeluk, wat de |B auteur zoo sterk doet, dat net slot ons koud laat. m Zelfde aanmerking voor de zelfmoord aan het !S e^nde. En wat doet dat derde bedrijf bij het stuk ? Een gelegenheid om Schoor en Mit nog wat te laten deklameeren en ten laatste Mit's bekeering te zien? Van de deklamatiea konden we best ver-schoond blijven, en de bekeering — en hoe is die uitg-ebeeld! — pleit niet voor de sterkte van haar liefde of van haar princiepes, die haar in I dan toch weer zoo flink maakten. En in welke ver-houding staat ze tôt haar minnaar ? Ze heeft hem lief — meer weten we niet! Waarom heeft ze hem lief gekregen ? Hoe heeft ze hem lief gekre-gen? En om zijn princiepes te deelen zal ze hem toch meermaals gesproken hebben? Hoe is dat aoolang verdoken kunnen blijven In een huis,waar de menschen «in elkaars pot kijken» en «door het sleutelgat loeren» ? En wat voor 'n personnage is die «Antichrist»? Waarin bestaat zijn «Anti-christisme»? Door Mit vernemen we niets van hem. Door Joke: buiten een paar vieselijkheden, dat hij slecht volk ontvangt en sigaretten rookt. IDat is al! Want wat Schoor vertelt, dient slechts om Schoor-zelf te teekenen. En is het den heer Schmidt ontgaan, dat hij, door die zelfmoord zijn <fAntichrist» veroordeelt ? Dat hij van hem een zwakkeling maakt? Of voelde de auteur zich te zwak, om net menschelijke in den «Antichrist» en in Mit door te drijven en hen de handen in elkaar te laten slaan voor en trots al het gehuil van 't geburenrapalje en het gedreig van de openbare macht ? Daar had hij een mooie dramatische koogte kunnen bereiken. — Het slot is absoluut valsch. Hoe heer Schmidt Mit's verteedering uit-legt getuigt van weinig psychologisch inzicnt. Ook de Moeder-figuur is deerlijk mislukt. Hoe , ze denkt of voelt schijnt de auteur weeral weinig te interesseeren. Ze bazelt (zooals aile personnages) maar wat over koffie en iisgang en is een doorbrave christelijke ziel van hr Scnmidt's fa-brikaat. 0 ja! aan de haven zijn nog wel christelijke zielen, maar ze gebruiken heel wat ander woorden dan «God» en «gebod» om hun kinderen op de rechte lijn te houden. Daarom had de auteur goed gedaan de handeling voor eenige tien-tallen van jaren te laten plaats ^rijpen. «Heden-daagsch» doet heel naief aan. Kijk eens wat een menschuitbeelding hij had kunnen bereiken in de twee vrouwen, had hij ze met hun wederzijdsche liefde, hun hartetochten-inTactie tegenover elkan-der ô-ezét. Wat is er al angstig vermeden! Zoo-wel het vernemen van het ongeluk als de ont-moeting in het gasthuis. Daar had de auteur zijn dramatische kracht eerst kunnen toonen door eèn schokkende tragiek en geen tranerigheid te geven.Op de uitbeelding van de andere personnages zullen we liefst maar niet te veel ingaan. Roerd heeft wel een beetje les genomen bij reeder Bos maar nog niet genoeg om arme stumperds in de luren te leggen. Joke lijkt zoo wel wat op Engel, maar sterk verschoten van kleur, zooals overigens heel de schildering van dat Antwerpsch pijpnuis tegenover dat uit het «Zevende Gebod». van karakterteekening niets. Van tragiek niets! Nergens diep gezien of diep gevoeld. — Nog dit: Toen Mit «de nieuwe wegen» zag, dachten we, dat er Rafaëlsche banieren gingen wapperen. — 't Was — helaas! — maar een vaantje dat even rimpelde. Het stuk laat een indruk van leegte en on-macht, van gebrek aan durf en uitbeeldingsver- mogen. Een proef, en daarmee is allea gezagd. * ♦ * Een algemeene indruk: Er werd goed sçel geleverd. De eerste twee bedrijven werden m den toon van kluchtspel gevoerd en we mogen dat niet kwalijk nemen. Die moeclwillig - bijeenge-zochte vulgariteiten misten absoluut hun doel. We zijn dat soort van kaal, oppervlakkig naturalisme gelukkiglijk ontgroeid en nemen het slechts aan, nooit meer als doel, slechts als middel, als het leidt naar een zieleanalyse. Maar van zoo iets is er in «I)e Antichrist» heelemaal geen spraalc. Heer Bertrijn gevoelde zich in Bart weinig m zijn schik. De groote leemten in die roi drukten hem geweldig en 't was of lnj heelemaal buiten de sfeer van actie stond. In 't begin gaf hij een mooi beeld van een levenslustigen arbeider, het idealistisch geurtje komt natuurlijk op rekenmg van den schrijver. Zijn typeering was puik en het weinige, dat hij te zeggen had, onderlijnde hij met een uitdrulckingsvolle mimiek. Mevr. Dilis, de hoofdrol, heeft het meest gele-den onder het onnoozel gepraat. Het was smarte-lijk om zien hoe deze artieste het uiterste deed om wat leven in Maria te blazen en relier aan de roi te geven, er soms in gelukte, voor een enkel oogenblik, — maar noodzakelijk veroordeeld werd om weer op het achterplan geschoven te worden. Wat ze van de roi heeft terecht gebracht was puik werk, maar werd niet gewaardeerd en loonde de moeite niet die ze zich had getroost... Vooral in III was ze prachtig. De drakerige tranerigheid van de roi heeft ze door een sober, m-gehouden spel op artistieke wijze weten te ver-maskeren. , , ,, . . , De uitbeelding van Mit -— de ongelukkigste roi — was heel ondankbaar werk voor Mevr. Bertrijn. We vragen ons nieuwr-gierig af wat kleine talenten van de «Antichrist» gaan terechtbren- , gen. In I, bij den opstand, gaf ze goed doorvoeld spel, en in III bereikte ze een mooie hoogte. Haar mimiek was heel expressief, rnaar de deklamatie veiTnocht ze niet weg te cijferen. Heer Piet Janssens was puik getypeerd a,s Schoor, en behaalde een opendoekje, alhoewel hij ziin prestatie wat al te kluchtig had opgevat. In III echter was hij buitengewoon van spel en mimiek alhoewel hij niet heel rolvast was. _ Mevr. Ruysbroeck had met Joke haar speciali-teit. Het is bewonderenswaardig hoe deze artieste, hoe gewaagd haar rollen ook zijn, nooit in charge vervalt. Ze gaf een roerend echte pyp-huis - klappei, bitter onverschillig maar toch ook soms gevoelig. Heer G. Cauwenberg maakte van het onbenul-lig vrijerken een onverschillig Louitje. Opzette-lijk; of niet, zijn spel was goed. Roerd werd op prachtige wijze uitgebeeld door heer Gorlé, 'n puike, brutale cynikus, die echter ook fel leed onder de weinige draagkracht van hetgeen hij zeggen mocht. Mevr. Hens wa6 wat al te pikant en deed veel te druk voor een oud wijveke, dat aan rhumatisme lijdt. Mej. Janssens was een nette, misschien wat al te nette buurvrouw. Haar spel voldeed uitermate zoowel in de uitgelaten roi van Liza, als in de ingehouden roi van gasthuisnon. Mevr. Noterman gaf een goede? eenvoudige zuster-overste en was heel gemoedelijk in het ge-sprek met Schoor. Al de dames werden met bloemen gehuldigcl. * * * De avond werd besloten met «Zieleketens», het overbekend eenaktertje van N. de Tière. Mevr. Ruysbroeck en heer Janssens hebben zich andermaal onderscheiden in hun naief gedoe en behaalden een welverdiend opendoekje. Ook Mej. Janssens, die we steeds vooruitgang zien maken, mochten we bewonderen. Heer G. Cauwenberg gaf identiek hetzelfde spel als in Louitje. Het zou ons zeer spijten als die sympathieke acteur begon te lijden aan moede-loosheid. En dat was het. Heer Schmidt was een guitige Ivo en het spel van Juffertje Van den Baen viel zeer te prijzen. In beide stukken was het décor fijn^verzorgd. * * * De redactieleden, tevens deel uitmakend van <lc jury, niet heelemaal instemmend met de ziens-w ijze van «Willy», eerbiedigen nochtans zijne be-oordeeling. . Het papier dat wij genoodzaakt zijn voor dit nummer te gebruiken, laat ons niet toe een cliché in goede voorwaarden op te nemen. Gust Janssens, uitgever, Kerkstraat, 13, Antwerpen. /£*w\ ELKE WEEK verschijnt bij mlj minstens één (QFi I vlflamsch boek. Zooeven kwam van de pers : Stekelbaggetjes (Tweede reeks) Schetsen uit het Oost-Vlaandersche buitenleven, door Mozes Stekelbaoh (Uitgave "Onze Leestafel,,) fr. 0.15 I n en om de Schou wburgen KON. NED. SCHOUWBURG. — Zaterdag 23, Zondag 24, (dag- en avondvertooning), Maandag 25 en Qonderdag 28 Maart 1918, «Kleine Menschen?. tooneelspel in vier bedrijven, door Albert Van Waasdijk. — Verdeeling : Van der Groef, lid van den Kerkeraad, heer E. Gorlé. — Hanna, zijn vrouw, Mevr. Ch. Noterman. —; Willem, hun zoon, heer G. Cauwenberg. — Dominé Raatgers, heer Piet Janssens. — Suze, nichtje van den dominé,'Mej. M. Bertrijn. — Kausbroek, lid van den kerkeraad, hr De Wachter. — Lyze, lid van den Kerkeraad, heer J. Schmitz. — Gozewina, dochter van Kausbroeck, Mej. J. Janssens. — Pilgers. godsdienstonderwijzer, heer Van de Putte. — Bet-je, dienstbode, Mevr. F. Thees. — Trui, huishoud-ster, Mevr. L. Hens. tt- Het stuk speelt in eene kleine gemeente. VERWACHT : «Nora» van Ibsen; — «De laatste Vonk», van BlUmenthal en Kadelburg ; — «Medea» van Legouvé ; — «De Gevolgen eener Leugen» van Kmesl. EEN NIEUW TOONEELGEZELSCHAP ? — Zoo wij geloof mogen hechten .aan loopende ge-ruchten, zou er spraak zijn van het voi*men van een nieuw tooneelgezelschap dat, van af 15 April a.s. regelmatig vertooningen zou geven —- zo-mer en winter — in den Palatinatschouwburg. — Verscheidene namen worden vooruitgezet ; wij deelen ze mede onder aile voorbehoud en nemen desaangaande niet de minste verantwoordelijk-heid op ons, vooral daar ons de zaak ietwat duis-ter voorkomt. Naar men ons mededeelt zouden deel uitmaken van het nieuwe gezelschap : hee-ren Piet Janssens, Gust. Cauwenberg, Thea van Pelt, Jef Van Pelt, Mevr. Noterman, Mej. Jeanne Janssens, Mej. Cloots, Mej. Van Harneveldt, e.a Heer Piet Janssens, zonder in bijzonderheden te treden, verklaarde dat er inderdaad van eene dergelijke combinatie spraak kon zijn; heer G. Cauwenberg daarentegen, zegde ons dat hem ie-mand over deze zaak had gesproken — zonder meer, — en dat hij er — althans niet voor het oogenblik — niet was op ingegaan, en zoo er wezenlijk iets van kwam, hij enkel voor het zo-merseizoen zou kontrakteeren. Heer M. Mertens, bestuurder . eigenaar van den Palatinatschouwburg, doo* ons ondervraagd, verklaarde ons nier het eerste woord over dit nieuwe gezelschap te weten; hij zegde orçs echter, in princiep, niet on-genegen te zijn om, eventueel m onderhandeling te treden met de leiders der nieuwe zaak. Zooals men ziet, zijn we nog zeer ver van eene bepaalde oplossing. Wij hopen in een onzer vol-gende nummers meer over deze kwestie te kunnen mededeelen. HIPPODROOMPALEIS. — Buiten de stukken, waarvan in ons laatste nummer spraak was, zullen de heeren Condès en Neutgens, ook nog een vertaling opvoeren v;an het geestig blijspel: «Les trucs d'Arthur». MEJ. I. VERVOORT. — Dezo graaggeziene actrice was verleden Zaterdag tamelijk erg onge-eteld. Zij werd vervangén door Mej. Peenen, die zich" flink wist te houden. OOK MEJ. DIDIER was denzelfden dag niet al te wel. Wanneer zij in het voorspel van : «Wat vraagt; het volk?» optrad, kon men dit zeer dui-delijk merken. We vreesden een oogenblik dat zij niet tôt het einde toe zou kunnen voortspelen. Dank aan haar bewonderenswaardiçe wilskracht verliep ailes best. Zelfs wist Mej. Didier zich zoo te beheerschen in het tweede en in het derde bedrijf, dat men nog onmogelijk iets van haar lijden kon zien. TOONEELPRIJSKAMP JOZ. JANSSENS. — De uitslag luidt als volgt : eerste prijs, niet toe-gekend. — Tweede Prijs : «Félix Culpa», door Netty Hart, van Koeckelberg, bij Brussel, twee derde prijzen «Verzoenlngsengel» door Alfred Bo-gaerd, en «De Windmolen van Stuyvenberg» door J. Haugen. — De eerste prijs voor blijspelen in één bedrijf viel heer Ernest W. Schmidt ten deel met «De Ultra's».Geen tweede prijs werd toege-kend..NIEUWE PRIJSKAMP. — Dezelfde uitgever schrijft een nieuwe prijakamp uit en verwacht de inzendingen voor 1 Januari 1919. Dezelfde voor- waarcten zijn gesu-iu < rVn-TÀ zijn oordeel doen kennen voor 1 Maart lJU. EEN MERKWAARDIGE KUNSTAVOND. — We vernemen dat heer G. Cauwenberg, de gevier-de kunstenaar van den K. N. S. op Zaterdag 11 Mei a.s. in de «Cercle artistique» (Arembergstr.) een kunstavond zal geven van «zuiver lyrisch gesproken gedichten en liederen». Heer Cauwenberg heeft de kostbare medewer-king verkregen van Karel Candael die de muzika-le illustratie dezer gedichten en liederen zal be-geleiden. . . , 4, Daar deze uitmg in de voordrachtkunst eene nieuwigheid is voor het groot publiek, zoo zijn i wij overtuigd dat op 11 Mei de Cercle artistique stampvol zal zijn. «LE MORT». Twee weken geleden hebben we gemeld dat op 17, 18 en 19 Mei a.s. het be-roemde mimocîrama «Le Mort» van C. Lemonnier met de zeer merkwaardige muziek van Léon Du Bois, bestuurder van het Kon. Conservatorium te Brussel, zal opgevoerd worden in de Cercle artis- 1 tique, Arembergstraat. Wij willen onze lezers van deze kunstgebeurte-nis op de hoogte houden. Al de artisten zijn reeds aangeworven en wij kunnen gerust zeggen dat de beste krachten van het gezelschap^ van den K. N. S. zullen wedijveren om hun moeilijke taak met grooten bijval te vervullen. Een symfonisch orkest van 60 leden, waartus-schen dé beste toonkundigen onzei\ stad, zal de niachtige partituiii1 van Léon Du Bois uitvoeren. De algeheele leiding heeft Karel Candael m handen en we zijn dus overtuigd dat hij ons weer een kunstgebeurtenis voorbereidt die lang m het geheugen blijven zal van ons kunstmmnend pu- Ziehier de rolverdeeling : Bast, heer G. Cauwenberg. — Balt, heer Bertrijn.— Hein, heer E. Gorlé. — De Molenaar, heer Ruysbroeck. — De Veldwachter, heer Van de Putte. — De notaris, heer Schmitz. — Notarisklerk, heer Van Gool. — Een oude heer, heer Remy. — ICarine, Mevr. Ii. Bertrijn. — Madame Tire-le-monde, Mevr. Ruysbroeck.Kestuurder van VIEItKOOPISGEJÏ Fraris BEYLOOS Begijnenvest, 57 Voorschotten — Geheimhouding — Spoedige bediening De Idealisten DE ZELFMOORDENAAR. Nous ne nous haïssons pas... R. Rolland. Lusteloos ontwaakte Madame Timmermans in den druilerigen voorjaarsochtend. Bijna oogenblikkelijk was zij verrast door de stiltè in de woning. Haar man liep anders luid-ruchtig door de kamers. de kinderstemmen klon-lcen en de meid zong. Zij bedacht dat het Zondag was. De meid kwam dan later en de kinderen lo-geerden een paar dagen reeds bij de grootouders. Maar dat haar man zoo stil bleef ergerde haar. IClaar wakker lag zij nog eventjes te luisteren, wipte dan het bed uit, sloot haar teerblauw nacht-japon, stak de muiltjes aan de voeten en grng naar de huiskamer. Rillerig trok zij de magere schouders op. De koud© prikte door de dunne kleeding en zij had spijt haar bed te hebben verlaten--. Hij was niet in de huiskamer. — De deur van zijn slaapkamer stond op een kier. Zij zag de de-kens ordeloos achteruitgewoiijen. In den spjegel van den lavabo keek zij naar het vrouwtje in blauwen jaoon, een vrouwtje met bruine oogen en roode wangen, de donkere haren in papillotten. Maar de koude en de vreemde nieuwsgierigheid dreven haar voort, naar zijn werkkamer. Ook hier was niemand. Zij trok de rolgordijnen op en het vale daglicht verjoeg het drukkend gevoel van eenzaamheid niet. Zij keek naar de moderne n\eu-belen, de eiken boekenkast, de roodfluweelen rust-banlc, den donkeren lessenaar. Midden op de schrijfmap lag een sleutelbos. Zij liet de sleutels door de handen glijden, nam het boek op dat er naast lag, «Johannes Viator» van Fredenk van Eeden, het boek dat hij gewoonlijk meedroeg wanneer hij in zijn fluweelen artisten-pak door de stad kuierde. Direct vond zij den brief. Wat nu weer, dacht zij, terwijl zij het om-slag openscheurde. Zij las het raadselachtig brief-je:«Maria, « Ik voel me rampzalig dat ik u dat nog moet «aandoen, u en de kinderen. Nooit zult gij nog « van mij hooren, ik verdwijn voor e e u w i g . « Wees gelukkig, Maria, kus de kinderen voor «mij en denk niet te slecht over uwen ongeluk-« kigen «. Frans. » Zij las het brief je een tweede maal, stond ont-hutst, voelde dan tranen op haar handen drui-pen. Er werd gescheld. Vluchtig vaagde zij haar gelaat droog, liep naar beneden om de meid binnen te laten, — Leg het vuur aan in het bureau van Mijn-heer, zei ze. De meid keek haar aan, wou iets antwoorden, maar bedacht zich. Terwijl zij het hout in den haard hoorde knet-teren, schreef Maiia aan haar vriend om hem te verzoeken zonder uitstel te komen, en zond de meid met de boodschap weg. Een zeteltje schoof zij bij het vuur, ging kou-welijk zitten met opgetrokken knieën tegen de kin. Hulpeloos zat zij te soezen. Zoo had zij, als kind reeds, gaarne bij het vuur zitten droomen en fantaseeren. Maar al wat zij zich verbeeld had was zoo anders geloopen. Zij had gedweept met de kranige, kuiscne meisjes van Marlitt en Heim-burg en zij was een overspelige vrouw gewordén. Wanneer zij met Frans uit vrijen ging en zij er-gens, diep in de heide, aan den voet van een zand-heuvel lagen neergevleid, had zij geluisterd naar wat hij voorlas uit sprookjesboeken en onderwijl naar den hemel gekeken en verlangd, verlangd naar ik weet niet wat. Frans was een eigenaardi-ge jongen, half handenarbejder, half artist. — Hij wou meubelen maken met nieuwe vormen en ver-siering, meubelen voor moderne menschen... En om het moderne leven te benaderen zwom hij mee in de strooming van den dag, redeneerde cluister-diepzinnig.zocht wijsgeerig^n theoretisch dispuut over kunst en maatschappij en wat de toekomst brengen zou. Zijn kaalgeschoren gelaat met zijn schildpaden bril stond steeds ernstig, al was hij eigenhjk lichtzinnig en wispelturig van aard. — Grof en, stevig van bouw, zinnelijk en levenslus-tig, bewonderde hij en prees^ hij steeds overteede-re, broze fijnzinnigheid. Hij verbeeldcle zich zoo maar het te snapçen, snaterde over wereldsmart en rein leven. Zijn huwelijksnacht had hij niet willen ontheiligen, zooals het plebs gemeenlijk pleegt te doen. Men moest nu eenmaal trouwen voor de oogen der menschen! Maar zoohaast zij van het stadhuis kwamen had hij de getuigen de hand gedrukt en was met Maria naar buiten gaar wandelen. Een stuk van den nacht hadden zij dicht bijeen op den kanapee gezeten en hij had haar «Het Lied van Schijn en Wezen» voorgele-zen.Het stond haar nog çluidelijk voor den geest... Spoedig werd hun huis het centrum van jonge dweepers en hun vriendinnetjes. Ëen jong poëet met lange sluikharen droeg haar zijn manke min-neverzen op, een meisje dat voor de vrouwenrech-ten opkwam, toonde meer dan gewone belangste*. ling- te hechten aan het oordeel van Frans. Eer sjofele schilder die symbolische landschappen sa-menstelde, een ajusteur die ijzeren gespen, rin-gen en borstspelden ontwierp.een beeldhouwer die meestai gipsafgietsels te koop had van bekende beelden, een Tolstoiaan en. een dame die de rein-levenbeweging voorstond, waren hun regelmatigx bezoekers, leden van het kranâje. Elk bracht oir beurt een kameraad mee, een ATeemde verschij-ning, die soms nooit meer terugkwam, maar die een avond naast de anderen tôt laat in den nach' op den kanapee of op den grond zat, luisterde zweeg of vérwikkeld geraakte in het débat. Sa men trokken zij naar de concerten, zaten op dei uil in verslonden vervoering te luisteren naar d< muziék, het hoofd verborgen in de armen-.- Ii den Zomer trok heel de bende 's Zondags naai de heide,naar de Cambuus van M'oeder Kee, waai zij ver van de stad en burgers genoten van dis puut en open lucht. Samen gingen zij, jongen: en meisjes, baden in het Putsmoer, trokken tegei valavond over de heide naar het station. In d< stad vol benauwdheid kwam de bende naar hui woning om den avond te passeeren. De bloemei die de meisjes geplukt hadden langs gracht ei kant,prijkten in feestelijke tuilen boven de piano Dan werd muziek gemaakt en de poeët met d< zwarte sluikharen zong «Mijn Moederspraak» ei «Die Grenadiere». De ramen stonden open en d< rookwolken, opgeblazen uit de pijpen, slierdei weg. Maria had dat leven zoo jaren geleefd, nieuwi vrienden haddan de plaatfl g»nom on van d»gon»] een ander midden verzeild, — een nieuwe illusie zochten. Een enkele was wel eens een ernstig wer-ker gebleken. Frans was onvermoeibaar blijven ronddraaien in zijn artistenillusie. Hij hield van de kameraadschap der geslachten, had het een vviendinnetje na het andere van Eeden voorgele-zen. Een bourgeois zou er iets leelijks bu beden-ken, smaalde hij. Daarom mocht de poeet haar ook vrij het hof maken. In die jaren werden haar twee kinderen geboren, een jongen en een meisje, maar 't was haar moeder die ze opkweekte Men moest van 't leven proîiteeren, zich ontwikkelen, lezen en voordraehten bijwonen, concerten en vertooningen volgen. Soms, in plotsen teiugkeei op zichself, overlaadde zij dan de kleinen met moe-derlijkf liefkoozingen en speelde huishouden. Stoffelijk gilig' het hen voor den wmd... \Vel waren er dageu dat schraalhans keukenmeestei was maar het leven was ook zoo îjselijk duur. Frans, ondanks zijn kunstenaarsgeleuter, was een geslepen koopman. Zijn meubelen werden 1 flink betàald; het waren ook bijzondere meubelen die hij ontwierp in verliouding van de zielsbe-hoeften en geestelijke nooden van den kooper! Hun eerste ruzie stond haar nog klaar voor den geest.Zii was dwaas jaloersch en verweet hem zijn verhouding tôt het vrije meisje dat de vrou-wenrechten voorstond. Hij had haar toen een kalm betoog gehouden over vrije liefde, misprijzend gesproken over bourgeoisvooroordeelen, gemeend dat de persoonlijke vrijheid onsehendbaar en een huwelijk onzedelijk was, Ook zij was vrij te beschikken over haar lijf en haar ziel. Een hoo-ffere zielsgemeenschap bleef tusschen hen met uitgesloten. groote schrijvers hadden het immers onomv.'onden verklaard. Hij had een versche pijp o^gestoken en haar voorgelezen uit Ch. Albeit over ^L'Amour Libre», Een bleeke theosoof be-zocht hen dien avond en was hem bijgevallen door het groote onderscheid te schetsen tusschen het minderwaardige lichaam en de onsterfelpke ziel. Eenigen tijd later was de Vriend uit China weerge-keerd. Zij had hem gekend als zij nog eer bakvischje was, maar de kindervrijagie was ui< «■ebloeid lang voor hij trouwde en naar den vree. i-de vertrok. Frans had hem meegetroond natr huis, begeesterd door de exotische verhalen over het leven in het Oosten, over wondere Chmeesche levenstoestanden, mandarijnen en opiumschuive- 1 IJVoor Maria had de Vriend een wonderaureool van vreemdheid. De poëet^ werd verdrongen door de nieuwe begeestering. Zij betreurde dat het leven niet anders was geweest en dat zij beiden gebonden waren door het huwelijk. Maar de liet-de liet zich niet dwingen en het oogenblik kwam dat zij zich in zijn armen liet zinken en zoenen in platonische overgaaf. Zij ook beriep zich op de vrije liefde. Frans aanvaardde de nieuwe verhouding met kalme redeneering, voortaan zou elle zijn eigen weg gaan en zijn eigen kamer betrek- Wanneer hij nu van vriendinnetje ruilde en met nieuwen ijver aan het voorlezen ging, haalde zij spottend de schouders op maar zweeg. Verdween hij voor enkele dagen dan ademde zij vrij en ver- wittigde haar Vriend. Maar sindsdien was zij haar man met anaeie oogen gaan zien. Nu haar geloof weggevallen was j zag zij in hem slechts een armzalige cabotin. • Soms,wanneer hij zich eenzaam voelde en triestig haar leven naspeurde, vond zij haar eigen verhou-dino-, haar troost en haar houvast m het leven, rnisselijk en ellendig. Zij dacht dan wel eens aan die andere vrouw die oolc moest lijden en aan de kinderen, de kinderen die opgroeiden onder deze verwarde omstandigheden. — Dan zuchtte zij en weende, wou ailes tôt reine toestanden zien her-schapen, maar de vrouw wou niet scheiden en Frans vond het zoo natuurlijk en best. En in de armen van haar Vriend vergat zij weer berouw en kommer. Lusteloos stond zii op om het vuur op te po-ken, hoorde de meid naar boven komen, kroop weer terug in den zetel. — Breng koffie, zei ze tôt de meid. — Mijnheer komt seffens, antwoordde deze. En wat nu weer ? Wat dwaze streek had hij nu weer verzonnen? Met welk vriendinnetje was hij nu de baan op? Zijn laatste slippertje met een piepjong pianojuffertje lag pas achter den rug. Of--- Neen, dat niet denken... dat was te vreese-lijk... Arme poesjenel..- Wij zijn allemaal poes-jenellen die dwaze grimassen maken... Maar datv-en toch zijn brief. Seffens kwam haar vriend,die zou raad weten!-.. Nu even een beetje toilet maken, bedacht zij behaagziek, maar vreesde tevens de koude slaapkamer. . Nauwelijks was zij gekleecl toen de Vriend kwam. Hij zag haar betrokken gelaat en begreep dat er iets gaande was. Hij zoende haar op den mond. —i- Wat nu weer, Marie? — Lees, zei ze. Hij las het brief je, vou,wde het in viemi, stak het zwijgend in zijn portefeuille, haalde dan de schouders op. Zij snikte. — Och kom!... — Ja, maar!... — Heeft hij u nog niet ge.notg aangedaan, zei de Vriend wrevelig,daarbij dat doet hij niet, hij heeft er den moed niet toe! — Ge kunt nooit weten!.. — Zijn dat zijn sleutels ? — Ja. , De Vriend bekeek pijnzend de sleutels, net ze door de handen glijaen zooals Marie voor hem gedaan had. — Maar waar is zijn huissleutel ? — Wel, bedacht Maria, die heeft hij niet ach-tergelaten, cUe heeft hij meegenomen... — Dan komt hij zeker terug',besliste de Vriend. — Wel, zei ze verrast. Een beetje later dronken zij samen koffie, Maria fleurde oi), ontbeet smakelijk en vleide zich tegen haar vriend aan. — We gaan naar buiten, beloofde de Vriend, want het weaer, klaart op en we moeten er maar van genieten!... Drie dagen en twee nachten bleef de man weg. De derde dag, tusschen licht en donker, hoorde zij hem den trap opsluipen. De kinderen speelden in de keuken. Zij hoorde in de huiskamer hun eigen-wijs en argeloos praten. — Hij komt niet meer terug, zei het jongsken, ik weet het... — Ja wel, bestreed het meisje, en dan krijg ik een wieg voor mijn pop... Zachtjes werd de deur geopend en hij 6tond voor haar, een beetje lummelig en aarzelend. -r- Zijt ge terug, vroeg Maria, en haar stem klonk vijandig. — Ja, zei hij nederig en gekweld. — 't Is wat schoons, verweet zij bitter. — Ik kon het niet verhelpen, Maria, Jk was mijn leven beu, betoogde hij oplevend in zijn oude hoogdravendheid;.. Ik ging naar buiten, door de nog kale natuur... 'k Heb uren geloopen en over ailes nagedacht--- over de mensenen en het nood-lot... en ik stelde het maar steeds uit... Ten slotte ben ik bij de Trappisten aangeland... Ik heb mijn biecht gesproken... En ik dacht; aan u en aan de kinderen... — Zoo, ontviel het haar stug en ongeloovig. — Ja, de biechtvader wees mij op mijn plich-ten... ik ben wel niet geloovig... maar eeuwige waarheden schuilen in de godsdiensten, overwoog hij zwaartillend en poetste zijn aangeslagen bril. — En daarom hebt ge het niet gedaan, vroeg zij met ergernis. — Ja, Maria, om u en de kinderen... en omdat het leven heilig is... Ik heb het zoo leeren waar-deeren nadat ik besloten liad het vrijwillig af te staan,.. Kan ik proper waschgoed vinden?... En wat eten, want ik heb honger- .- — Zoo, zoo! — Ja, en wanneer men zoo alleen met zijn eigen ziel rondloopt dan wordt ailes klaar... dan beseft men wat plicht is... Mijn pUcht was te leven en niet te sterven! — Dus was liet ernst met uw brief je? — Natuurlijk, weifelde hij en zag wantrouwend hoe zonderling - vijandig hare oogen schenen, — Daarom hebt ge de sleutels achtergelaten, vroeg zij zachter. — Ge ziet het wel, zei hij zelfbewust. — Maar waarom dan de huissleutel meegenomen, treiterde zij? — Gij zijt ook niks fijngevoelig, antwoordde hij kregelig. Dan ging hij naar zijn kamer en sarde, met de deurknop in de hand, geheel uit zijn roi: — En nog zijt ge mij niet kwijt!... [ De deur sloeg hij woest achter zich dicht, maar { hij hoordo4toch zijn vrouw lachen, lachen schel . en uitbundig. LODE BAEKELMANS. I IK KOOP nog- altijd 1^"îS 1 S giën aan hooge prijzen OUI>Fl 8TEE\WEG, ?! i I Antweppen, nevens den hoek der St-Jansplaats KInlc van Occuplejuweolen 1VU11. I^ICU. U^IIUUVVUUI^ Zaterdag 16, Zondag 17 (dag- en avondvertooning), Maandag 18 en Donderdag 21 Maart 1918, «AHASVERUS», dramatische episode in één bedr., dr Heijermans. Verdeeling : Karalyk Hr E. Gorlé De Moeder Mevr. Dilis Petruska, hun zoon Hr L. Bertrijn De grootmoeder Mevr. Noterman Kasja, de meid Mej. Janssens Petrof, de boer Hr De Wachter Batuhska Hr Van de Putte Een hoofdman Hr R. Angenot Twee kozakken. De handeling heeft plaats in een klein gehucht te Nishni Novgorod, omstreeka 1890. DAARNA : «DE KLEINE LORD», tooneelspel in drie bedrijven van F. H. Burnett. Verdeeling : John Arthur Mollyneaux ... Hr Ruysbroeck Cedric Errol Mej. Bertriin Havisnam, zaakgelastigde Hr E. Gorlé Higgins, pachter Hr Van de Putte Dick, schoenpoetser Hr W. Cauwenberg Mr. Hobbs, kruidenier ... Hr P. Janssens Wilkins Hr Angenot Bediende v. d. graaf Hr Van Gool Thomas Hr Schmitz Mevrouw Errol Mevr. Bertrijn Mina, italiaansche Mevr. Dilis Mary, dienstbode Mevr. Ruysbroeck ICorte inhoud : De oude graaf Dorincourt had drie zoons, welke aile drie stierven. De jongste, kapitein Errol, die tegen den wil zijns vaders trouwde, liet een zoon na, die in Amerika leeft met zijne moeder. Ten einde den graventitel^ niet te laten uitsterven, besluit de oude graaf, die op zijn kasteel in Engeland woont, den jongen Cedric Errol bij hem te nemen, en hem als^ lord Fauntleroy te laten opvoeden. Later zal hij den titel en goederen van den graaf erven. De oude graaf is een stugge aristocraat; de jonge Cedric is in het vrije Amerika opgevoed als een jonge Amerikaan. Door zijne openhartigheid en lieftalligheid weet hij den ouden graaf geheel voor zich te winnen. Ailes zou ten beste afloopen. zoo niet eene Italiaansche, die te New-York van haar man wegliep en met den tweeden zoon van graaf Dorincourt trouwde, plotseling kwam opdagen, en voor haar kind — dat van haar man Ben Tipton — de» lordstitel opeischen. De oude graaf zal zich tegen den eisch verzetten. Gelukkig weet de zaakwaar-nemer Havisham de bedriegster te ontmaskeren; daiv komt de broer van haar man, de schoenpoetser Dick, die te New-York een vriend van den kleinen lord werd, haar herkent, en ailes is voor haar verloren. De kleine lord zal met zijn moeder bij zijn grootvader blijven en als lord Fauntleroy worden opgevoed. Hij wordt de erfgenaam der titels en goederen der Dorincourts. I-Iet orkest, onder leiding van toondicliter Karel Candael, zal uitvoeren : Voor «Ahasvérus», Rubensmarsch, Peter Benoit. — Voor het eerste bedrijf : a) allegro mar-ziale, scène. A. Luigini. — 6) Mazurka. — Voor het tweede bedrijf : De juweelen der Madonna, A. Wolf Ferrari. Intermezzo derde bedrijf. — Voor het derde bedrijf : De juweelen der Madonna», A. Wolf- Ferrari. Intermezzo tweede bedrijf. Met het maken en veranderen van aile klee. dingen hoeden voor damen en kinderen gelast zich het huis P. Van de Velde-Huygens 8, St-Jacobsmarkt, 8, Antwerpen Neemt ook stoffen en benoodlgheden der kalanten aan Nwe Operavereeniging ANVERS - PALACE. EERSTE OPVOERING VAN «MANON». De Nieuwe Operavereeniging heeft voorwaar burgerrecht verworven bij ons theaterpubliek, — want de belangstelling voor hare prestaties is steeds stijgend. Nu dient er ook gezegd dat er hier een ernstig pogen wordt gedaan om mooi werk te leveren; net is dus niet te verwonderen dat Vrijdag 8 dezer de eerste opvoering van «Manon» — een der beste zangsplen van Massenet — zooniet het beste, — voor een totaal uitverkoch-te zaal werd gegeven. Om het sluitingsuur niet te overschrijden had het bestuur zich verplicht gezien het vierde bedrijf — het Hôtel de Transsylvanie — te coupec-ren. Dit was te betreuren, niet omdat deze akt een der bijzonderste is, wTel integendeel, maar omdat het stuk, zooals het nu gaat, geen homo-geen geheel meer vormt en voor een oningewijde de- actie onbegrijpelijk wordt.. Ongelukkig genoeg was hier niet aan te verhelpen, want de vertooning nog vroeger begin-nen zou bezwaarlijk gaan. Wat echter meer be-lang had, was het weglaten van het lieve menuet in ÏII (eerste tafereel) dat het succès van dit be-driif erg heeft gecompromitteerd; na deze akt was het applaus inderdaad erg dun. Het ware nochtans zoo moeilijk niet geweest een achttal koristen deze dans te doen uitvoeren, waarvoor geen beroepsdanseressen noodig zijn. Dit gezegd, verklaren wij volmondig dat «Manon» een groot succès is te beurt gevallen. De ténor heer Paul Scapus, was bijzonder goed bij stem, men merkte onmiddellijk dat hij een welverdiende mst genoten had, wat wij liera ra-den nogmaals te doen, in zijn eigen belang. Men kan wel een stem hebben als een klok, een sterk-gespierd orgaan als het zijne, maar wanneer men er te veel van vergt loopt het soms mis. Vrijdag dus heeft hij de roi van ridder des Grieux met zeer veel gloed gesneeld en çezongen. — Zijn «droom» in II detanleerde hij met enorm veel sentiment en distinctie; zijn oijval na dit aria was zoo groot dat hij het «per se» moést bissee-ren. Naast hem noemen wij Mej. Helena Krin-kels, die — met het voorbehoud, vroeger reeds gemaakt, over stem en dictie — waarlijk goed werk leverde en ruimschoots deelde in het succès van haar partner. Heer Georges Villier — de im-mer zoo gewetensvolle baryton — was een levens-lustige Lescaut. De Brétigny van heer Wera vieî wel te prijzen, het mangelde hem echter aan ele-gancie, in het bedrijf van de «Cours la Reine» leek hij allerminst een edelman. — Heer Dils zong zeer statig ziin aria in III, en heer Fabry vojdeed goed als de oude pierewaaier van een Guillot. Voor het trio der lustige (?) vrouwtjes — Mej. Troyard, Mattoye en Ickx — zijn we niet te vinden. In I zongen zij afgrijselijk valsch. Heer Marcou was een goede Waard. Over de décors willen wij niet veel zeggen, — want wij weten dat men niet voor elk stulc nieuwe schermen vergen mag, maar de Sacristie van Saint Sulpice zag er eer uit als een der Grafkel-ders der Grijze Monniken, daar ware ongetwij-feld het décor van I uit «Tosca» beter op zijne plaats geweest. Het koor was beter dan gewoonte en liep niet te dikwijls buiten spoor. — Van het orkeat met heer Cluytens aan net hoofd, valt er veel goeds te zeggen. «MANON». Vrijdag a.s. 22 Maart, tweede opvoering van «Manon», van Jules Massenet. Rolverdeeling van «Manon» : Manon Lescaut, Mej. H. Krinkels. — Ridder des Grieux, heer P. Scapus. — Lescaut, hr GeorgesVillier. — Graaf des Grieux: heer Dils. — de Brétigny, heer Wera, — Guillot de Morfontaine, heer Fabry. — de waard : heer Marcou. — Javotte, Mej. Ickx. — Poussette, Mej. Mattoye. Rosette, Mej. Troyard. Korte inhoud : Manon Lescaut — op weg naar het klooster — ontmoet de jonge ridder des Grieux, die smoorlijk op haar verliefd geraakt en haar verzoekt met hem naar Parijs te trekken... Daar leiden zii èen armzalig bestaan. Terwinl des Grieux een brief aan zijn vader — waarin hij vraagt om met Manon te mogen tronwen — gaat wegzenden, komt de Brétigny aan Manon melden dat vader des Grieux zijn zoon zal doen schaken. In plaats van haar minnaar te verwittigen laat zij hem ontvoeren door gemaskerde mannen, door des Grieux' vader ^ezonden. Manon is nu de maîtresse van de Brétigny ge worden; — Ridder des Grieux wil abt worden. Hij moet zijn geloften af-leggen in St. Sulpice. Manon verneemt dit uit den mond van graaf des Grieux zelf; zij laat zich onmiddellijk naar de kerk leiden waar de jonge abt zijn eerste sermoon houdt en gelukt er in hem over te halen haar te volgen; zij vluchten. Door kuiperijen van een oude pierewaaier Guillot de Morfontaine wordt Manon, als lichtekooi, naar de koloniën gevoerd. Op den weg koopt des Grieux de geleiders van het konvooi om, om met Manon te kunnen vluchten, maar zij bezwijkt in zijne armen. René Lonthie Carnotstraat, tt3 — Specialiteit van Kinderopnam«n —

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks Het tooneel behorende tot de categorie Culturele bladen. Uitgegeven in Antwerpen van 1915 tot 1940.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Onderwerpen

Periodes