Het Vlaamsch heelal: katholiek - zondagsblad

1004 0
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1918, 11 Mei. Het Vlaamsch heelal: katholiek - zondagsblad. Geraadpleegd op 30 april 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/m901z4302c/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

BORGERHOUT, 11 MEI 1918 10 Centiemen Nr 19, 41e Jaar HET VLAAMSCH HEELAL Allés in te zenden vôôr Donderdag middag Bureel en Drukrerij : Carnotplaats 65 — Inschrijvingsprijs : 5 Frank — Weekblad vooi* Vlîiamsche en Algemeene Belangen aankondigingen : 20 Centiemen den regel Invloed van 't Geld Het geld heeft allerhande invloeden, maar meest toch in slechten zin. Dit slijk der aarde, gelijk de wijsgeeren het noemen, moet dus veelal slijk voortbren-gen. Dit ziet men het best wanneer menschen uit een bekrompen en benepen toestand hooger op klimmen en gerang-schikt worden tusschen de nieuwe rijken. Zij spreiden aldra hunne ondeugden en onmenschelijke daden ten toon en vergeten dat zij zich aldus straflen lichamelijk en zedelijk. * * * Tusschen stad en dorp is onder dit opzicht geen groot verschil. Het geld heelt daar nagenoeg denzelfden invloed en leidt er tôt dezelfde betreurenswaar-dige uitkomsten. Wat zij anders geheim hielden en in 't genipt deden, dat doen de nieuwe rijken nu opentlijk, aldus het bewijs gevende dat zij aile schaamte-gevoel verloren hebben. Het geld over-heerscht bij hen ailes, des te meer wanneer dit geld onrechtvaardig bekomen is en de eerste aanleiding is geweest tôt hun laakbaar gedrag. * * * Het geld zou nogtans meer voldoening geven wanneer het aangewend wierd tôt allerhande goede werken, die er thans zoo dringend en zoo druk noodig zijn. Onder dit opzicht is er een groot verschil tusschen stad en dorp. Terwijl in de stad allerhande gelegenheden zijn om goed te doen en om iets duurzaams te stichten, komen deze in de dorpen zelden voor, zoodat de geldbezitters, en bijzon-der de nieuwe rijken, daar enkel bekom- merd zijn om te houden wat zij hebben. * * * Het is reeds herhaaldelijk bestatigd dat de nieuwe rijken van den buiten, — zij hooren dit woord liever dan dit van « woekeraars » dat hun nogtans het ,best past, — weinig liefdadig zijn en zelfs hunne familieleden niet helpen. Zij eischen bij en van iedereen den hoogsten prijs. Zulke lieden kunnen niet liefdadig noch vrijgevig zijn en houden aan hun geld gelijk de duivel aan de ziel van Geeraard. * * * Gelijk wij hooger zegden, zijn er in den Buiten minder gelegenheden ol opwekkin-gen om goed te doen of vrijgevig te zijn. Er bestaan daar weinig of geene gestich-ten van weldadigheid, geene maatschap-pijen die jaar-in jaar-uit voor het een of ander lieldadig doel ieveren ; betrekkelijk weinig arme menschen die niet in hunne behoelten kunnen voorzien, tenzij in eenige fabriekplaatsen en nijverheidsmiddens, waar de werklieden een te karig loon ontvangen om fatsoenlijk te kunnen bestaan. De werkmansuitbuiters en nieuwe rijken mogen elkander de hand geven. ♦ * # In de stad is dat heel anders. Ailes zet hier tôt uitgeven aan en onder liefdadig-heidsoogpunt wel het meest. Gestichten, maatschappijen en allerhande nuttige instellingen dienen tôt opwekking om den noodlijdenden of behoeftigen medemensch te gedenken, en de gevallen zijn niet zeldzaam, dat 00k nieuwe rijken daarin bijdragen. Hun knagend geweten zet hen aan aldus eene slechte daad vrij te koopen of eene smet uit te wisschen, die hen denkelijk bezwaart en hen inwendig verwijtingen toestuurt, want het geweten is de goddelijke inspraak onzer ziel. * * # Maar in beide gevallen, in stad en dorp, zijn er hardvochtigen en eerloozen, die ailes voor zich zelven houden en des-noods nog andere menschen zouden benadeelen. Zij straffen wel zich zelven, vermits zij geen genot hebben of kunnen hebben van hun geld, maar het leit is toch eender : zij blijven op hunnen geld-zak zitten terwijl anderen lijden en treuren. * * * Wat zal het lot dier nieuwe rijken zijn na den oorlog ? Wij zien er niets goeds in. Zij zullen te bpek staan als onmen-schen, die enkel hunne eigen belangen kenden wanneer anderen leden en streden of sneuvelden voor 't Vaderland. En dit zal in aile landen — want in aile landen bestaan een zelfde soort nieuwe rijken, — tôt dezelfde gevolgtrekkingen aanleiding geven en het ernstigste voor hen doen vreezen. * * * Schoone voorbeelden van milddadigheid zijn echter deze laatste jaren tijdens den oorlog gegeven. Giften van honderd duizend, twee honderd duizend frank en meer voor weezenhuizen en voor slacht-oflers van den oorlog zijn niet zeldzaam geweest. En dit gebeurde niet bij testament maar « gevens-gegeven », zoodat de mild-dadige schenkers kunnen nazien wat er gedaan wordt met hun geld. Na den dood wordt er soms heel iets anders meê verricht, in strijd met de inzichten van den schenker. Men moet dus het ijzer smeden wanneer het heet is, want weldoen baart vreugd. J. L. DE TOESTAND HIER EN ELDËRS BELGIÈ. — De toepassing der Sohoolwet vraagt thans de meeste oplettendheid van hen die haar moeten in acht nemen en 00k van de belanghebbenden. Wij ontvangen dienaangaande nuttige mededeelingen die wij verder afkondigen. — De voedselnood in België zou betrekkelijk gering en dragelijk zijn, indien de overdreven duurte der lever.smiddelen er niet mede gemoeid ware. Het vleesch kost thans 20 tôt 25 fr. den kilo, het spek 40 fr., de eieren fr. 1.25. Indien zulks voortgaat, zullen die eetwaren voor niemand nog koopelijk zijn. —o— NEDERLAND. — De moeielijkheden die NeJderland is tegengekomen in zake den voedingsnood, zijn nu min of meer uit den weg geruimd. Ook deze betrekkelijk het opeischen der schepen door Engeland en Amerika, en de eischen van Duitschland betrekkelijk de Rynvaart, zijn insgelijks in der minne geschikt. — De schade door de « relletjes >• bij het inkrimpen der rantsoenen verwekt, blijkt vrij aanzienlijk te zijn. De burgers die er door geleden hebben, maken de Stads- en Gemsentebesturen daarvoor aansprekelijk, omdat deze de noodige voorzorgen tôt het bescher-men der eigendommen niet hadden genomen. Dit zal aanleiding geven tôt vele processen : voor de eenen de notenpitten en voor de anderen de schelpen. FRANKRIJK. — De zaak Caillàux is nog niet in 't klare getrokken. De Socialisten trekken er partij voor tegen Clemenceau, gelijk zij in aile landen eene dubbelzinnige roi spelen. Hun optreden om zich in de plaats te stellen der Staatsbesturen is in aile landen mislukt-, wellicht omdat zij zelven onderling niet t' akkoord zijn over vele voorname punten. Hunne onmacht is daaruit duidelijk gebleken. Grootspraak is niet afdoende om wereldzaken te regelen. —0— ENGELAND. — De dienstplicht voor lerland is tydeluk uitgesteld, tôt dat het Home Rule of het eigen beheer aan lerland kan toegekend worden. — Maarschalk French is tôt onderkoning van lerland benoemd. PORTUGAAL — De nieuwe Regeering schijnt tiians stevig gevestigd. Sidonio Paes is tôt voorzitter der Rapubliek gekozen met 500,000 stemmen op de 880,000. De nieuwe Ramer is samengesteld uit 101 leden der Regeeringspartij. 84 Koningsgezinden, 4 Katholieken, 4 Integristen en 2 Onafhankelijken. De Senaat uit 48 leden der Regeeringspartij en 12 Koningsgezinden. -o-; RUSLAND. — De binnenlandsche vrede is in Rusland nog niet tôt stand gekomen. Er wordt nog duchtig gevochten tusschen do Roode en Witte Garden en andere troepenmachten, zonder doel of uitkomst. Algemeene veiligheid bestaat er niet, want in menige plaatsen heerscht een schrikbewind. Ovar eene mogelijke en aanstaande herstelling van het Czarendom is niets bepaalds vernomen. Het blijft dus voorloopig een proefbalon. Dat het volk niets beters verlangt dan onder een stevig en ordelievend bestuur te leven, is onbetwistbaar. Tucht is zoo erg niet als dwingelandy. Pax Onderwijzers en Ûnderwijzeressen « De onderwijzers en onderwyzeressen wordt ter kennis gebracht, dat zij hun ontslag slechts moeten indienen, onder voorbelioud op rustgeld aanspraak te mogen maken. » De gemeenteraden worden ook aanzocht de ontslagnemingen mits hetzelfde voorbelioud te aanvaarden, en de ontslagnemende agenten in dienst te behouden totdat zij offlcieel bericht gekregen hebben van de ontvankelijkheid hunner pensioenaanvraag met bepaling van den datum waarop dit pensioen ingaat. Aldus zullen de klachten vermeden worden over bot niet uitkeeren, of tjjdelijk beroofd zijn van inkomsten. >• * * * Nog voortdurend rijst de vraag : hoe de vergoeding wegens verbiyf moet worden bepaald bij huwelijk tusschen onderwijzer en onderwijzeres. Art. 29 der wet van 19 Mei 1914 bepaalt de minimum jaarwedden. Hi6rbij komt de vergoeding wegens verblijf. De vergoeding wordt op het dubbel gebracht voor de gebuwde onderwijzers, alsmede voor de weduwnaars en weduwen met kinderen, dus niet voor de gehuwde onderwijzeressen. A. Onderwijzers (geen schoolhoofd). 1° Wanneer man en vrouw werkzaam zijn in dezelfde gemeente, hebben zij recht op ééa dubbele en één enkele vergoeding. Wanneer de gemeente een tamelijk schoolhuis te hunner beschikking stelt, hebben zij geen recht op vergoeding. 2° Wanneer zij niet in dezelfde gemeente werkzaam zijn en de man een schoolhuis ter beschikking heeft, blijft de vrouw op de enkele vergoeding aanspraak maken omdat deze behoort tôt Lare wedde en het niet de gemeente is, waarvan zij alhangt, die haar het genot eener woning verschaft. 3° Het omgekeerde geldt evenzeer, in geval de onderwijzeres het genot heeft van een woon-huis en haar man, onderwijzer, in eene andere gemeente werkzaam is. B. Onderwijzers(essen) (schoolhoofd) 1° Hetzij één of beide echtgenooten onderwijzers schoolhoofd zijn in dezelfde gemeente, hebben zij recht op één dubbele en één enkele vergoeding wegens verblijf. Betrekken zij eene woning van de gemeente, dan hebben zy geen recht op vergoeding. 2° Ingeval de man onderwijzer is, zelfs niet als schoolhoofd in eene andere gemeente dan deze waar zijne vrouw schoolhoofd is, hebben zij recht op twee dubbele woonstvergoedingen. iDe bepalingen hierboven vermeld na het 3e sub. litt. A. zijn van toepassing wanneer aan de hoofdonderwijzers een schoolhuis ter | beschikking is gesteM. | Nr 115 3/V/18 Medegedeeld SCHRIJYERS EN B0EKEN XXXII ROBERT'HUGH 't Is onder den indruk van het éérste werk dat ik van Robert-Hugh Benson las, dat ik deze woorden nederschrijf : zijn Maître de la Terre, zoo vloeiend en zoo aangenaam vertaald door T. de Wyzewa, en waarvan het exemplaar dat vôôr me ligt de melding : vingt-deuxième édition draagt, heeft een zoo diepen indruk op me uitgeoefend, dat ik onmogelijk nalaten kan den Engelschen schrijver in deze reeks op te nemen. Reeds geruimen tijd werd ik door een van mijn vrieiiden achtervolgd om dat, zijns inziens, zoo prachtige werk te lezen, dat me gelieel en al zou voldoen, verzekerde hij mij. En zoo kwam ik er toe me aan de lëzing te zetten, een lezing die me zoo zeer behaagd heeft, dat ik aanstonds den uitgever scbreef me dit werk toe te zenden voor m'n eigen boekerij. Dàt is, dunkt me, het klaarste bewijs hoezeer het me getrof-fen heeft, en hoezeer ik verzekerd ben het naderhand nog dikwijls te willen ter hand nemen. De Engelsche uitgave van het werk is voor-afgegaan van een « Bericht van den Uitgever » en van een « Voorwoord van den Schrijver », welke beide heel beknopt zijn. Het « Bericht » verwittigt ons dat Le Maître de la Terre « een parabel is, die de godsdieDStige cnsis verlucht welke zich binnen een eeuw, of vroeger nog, zal voordoen, indien de lijnen onzer godsdiensttwisten oneindig verlengd worden ; want deze twisten moeten noodzake-lijk uitloopen op de stichting van twee tegen-overgestelde kampen : dat van het Katholicisme en dat van het Humanitarisme ; en de tegen-stelling tusschen die twee kampen zal even noodzakeiyk aanleiding geven tôt een wettigen strijd, waarby de overwonneling zijn bloed laten zal. » Daarenboven zegt Robert-Hugh Benson in zijn « Voorwoord » : « Ik ben er ten zeerste van bewust dat dit boek in een zeer hoogen graad een roman d'aventures is, en dat het onder dit oogpunt, evenals onder menige andere, ontelbaar veel opwerpingen en bestry-dingen vinden zal. Maar ik heb tôt hiertoe geen beter middel gevonden om in den vorm van een romantisch verhaal de grondbeginselen uit te drukken die ik me gedwongen voelde uit te drukken en aan wier waarheid ik in 't geheel niet twijfelen kan, dan ze tôt hun uiterste gevolgtrekkingen te laten gaan, wat ze natuur-ljjk opzichtbarend moet doen schynen. Toch heb ik altijd getracht niet te luid te roepen en zooveel mogelijk eerbiedig te zijn ten opzichte der overtuigirigen welke van de mijne afwijken. Of ik er in gelukt ben, dât is een andere vraag, en daarop zal ik me wel wachten te willen antwoorden. » Voor wie het werk niet gelezen heeft, kunnen die twee mededeelingen verbazend duister, en het boek zelf verbazend dor schijnen ; maar hier ook bedriegt de schyn. Want de kewi van 't gansche verhaal, dat zoo bijzonder boeiend is dat men het niet uit de handen leggen kan, eens dat men er aan begonnen is, ligt in de aangehaalde mededeelingen vervat, in zoo-verre dat men zich, nà het boek geëindigd te hebben, gedrongen voelt ze nog eens te lezen om het gansche werk in één afgetrokken gedacht saam te vatten. Robert-Hugh Benson, leert ons T. de Wyzewa, is zonder twjjfel de voornaamste der Katholieke romanschrijvers van zijn land, en wellicht ook van ganscli Europa, sinds den dood van J. K. Huysmans, den beroemden bekeerling. Hy is, zal ik er bijvoegen, een geniaal Katholiek romanschrijver, die zich niet inbeeldt dat hij, om zich Katholiek te toonen, « van Deezeken en Sint-Janneken » moet praten, aanhoudend en gedurig ; noch dat hij ons gemaakte mannetjes moet aanbieden die ons weldra met hun kwezelachtigheid vervelen. Dat is goed voor zestiende-rang-romanschrij-vers ; maar de eerste rangschrijver die Benson zonder twijfel is, heeft zulke belacheiyke flauwigheden niet noodig om indruk te maken en zich diep-godsdienstig te toonen. De Maître de la Terre, de hoofdpersoon, die den naam van Julien Felsenburgh voert, is in den grond niemand anders dan de Antichrist, hoewel die betiteling nergens vermeld wordt. De schrijver voert ons over naar het einde van de XX* of het begin van de XXIe eeuw, en laat ons een diepen kijk nemen op de godsdienstige verhoudingen in die dagen. Heel natuurlijk en heel gevolgmatig zijn de afgeweken sekten tôt het ongeloof, tôt het matérialisme vervallen, en alleen de Roomsch-Katholieke godsdienst heeft zijn streven tôt vergeestelijking behouden, hoewel zijn invloed ten zeerste gedaald is. Over de redenen die onzen godsdienst daar gebracht hebben, zwijgt de schrijver, en dat vind ik een leemte in zijn boek ; want de aanduiding ervan zou openbaar maken wat menigeen van ons in stilte denkt, en soms ook wel eens schrijft voor een kleiner publiek. De strijd wordt gevoerd tusschen den Paus, als vertegenwoordiger van het godsdien-stig leven, en Felsenburgh. als vertegenwoordiger van het humanitarisme, d. i. de vergod- delijking van het menschdom, i Men zou echter dwalen, indien men zich dien strijd voorstelde als een lichamelijk gevecht : 't wordt geheel en al op geestelijk gebied gevoerd, enkele buitensporigheden van een opgehitste massa terzijde gelaten. Een poging der Katholieken om de abdij van Westminster — tôt tempel van Julien Felsenburgh her-vormd — in de lucht te doen springen, wordt gevolgd door de algeheele vernieling van Rome, met den Paus en de verzamelde Kardina-len, uitgezonderd drie. En die drie Kardinalen kiezen dan onder hen drieëa een nieuwen Paus, Percy Franklin, een der mooiste per-soonlijkheden van het werk, die den naam van Sylvester III aanneemt, en zich te Nazareth in een eenvoudig huisje gaat vestigen, onbekend en ongeweten, en toch de geheele — hoezeer ook eng begrensde — Kerk besturend. Doch ook dit wordt door een afvalligen kardinaal verraden, en nu wordt er een wet gestemd in de drie groote wereldrepublieken : Europa, Amerika en het Oosten, waarby de godsdienst schadelijk verklaard wordt voor de Maatschappij, en het godsdienstig voelen met den dood gestraft wordt. Juist wordt een Algemeen Concilie gehouden te Nazareth, en Felsenburgh, en de getrouwe trawanten van zijn streven, gaan per vliegtuig naar Nazareth om daar den laatsten Paus met de laatste Kardinalen in de lucht te doen springen. Wanneer die moordtuigen boven Nazareth zweven, vangen de Paus en de Kardinalen het Tantum ergo aan voor het ter vereering uitgestelde H. Sacrament, want zij weten wat hén wacht. En op het oogenblik dat de misdaad gaat gebeuren en dat het Compar sit laudatio weergalmt uit den mond der veroordeelde Kerkvergadering... ... « de wereld verging, en al haar glorie verdween in den niet... » Dat treffend slot vervolgt den lezer nog lang nadat hij het boek gesloten heeft... totdat hij zijn gedachten weer beheerscht en zich reken-schap geeft dat de Katholieke schrijver tôt dit verschrikkelijk slot gedwongen was door de verzekering van Christus, dat Hij Zijn Kerk zou bijstaan tôt op het einde der eeuwen. Want zonder Paus en zonder Kardinalen om hem te vervangen, is de Roomsche Kerk ondenkbaar, wil ze niet tôt een sekte van het Protestantisme afdalen, waarvan we hooger reeds de geleide-lijke verstoffelijking waarnamen. Ik ontveins me geenszins dat ik hier slechts een ruwe, heel onvolkomen schets heb kunnen geven van dat prachtige werk van Robert-Hugh Benson, en ook dat ik menige, al te talrijke punten over het hoofd gezien heb die den geleidelijken ondergang der wereld vooraf-gaan en voorspellen. Ik zou zeker meer moeten drukken hebben op de heerlijke figuur van Percy Franklin, geroepen om den laatsten Paus te worden ; op Olivier Brand, den voor-beeldigen staatsman van die tijden en in dien geest; op zijn vrouw Mabel, die voelt dat heur iets ontbreekt, en die, het niet vindend, zich zelfmoordt in de daartoe van staatswege opge-richte « Gestichten voor euthanasie »... Maar dat ailes zou me te vèr voeren, en den lezer, die hoogstaande en diepgaande letterkunde weet naar waarde te schatten, het genoegen ontnemen zelf die personen en die toestanden te ontdekken. Ik heb de aandacht geroepen op den schry ver en op dit meesterwerk : mijn taak is volbracht. Aan den lezer thans het door den schrijver gewenschte gevolg er aan te geven. Yours Volgende schets handelt over Baronesse Orczy. OVERZ1CHT = Aardappelen Korts vôôr den oogst der vroege aardappelen, worden telken jare de oude aardappelvoorraden gering. Op deze oinstandigheid rekenen byzon-der de oorlogwoekeraars, die nu hunne ver-borgen aardappelvoorraden te geld» willen maken en toch altijd personen vinden, die bereid zijn voor dit aan de algemeenheid ont-trokken landsvoortbrengsel tôt 2 frank en zelfs meer per kilo te betalen. Nog daargelaten, dat zich ook de koopers van deze aardappelen strafbaar maken, is het onverschoonlijk die-genen te helpen, welke den nood van hunne landgenooten te baat nemen, om zich geldelijke voordeelen te verschaffen. Volgens wij vernemen, wil het Duitsche bestuur aan degenen die by landbouwers en ander# personen verborgen en achtergehouden aardappelvoorraden aanwyzen, een gedeelted«r aldus aangeslagtn hoeveelheden, tegen betaling van den ambtelyk vastgestelden verkoopprijs, ter beschikking stellen. WEKELIJKSCH VERS L AG Borgerliout Plechtige H. Communie Aile geluk is tegenwoordig toch voor de boeren ! Zoo gromde menige bezorgde moeder. Wat was er gaande ? Wel ze hadden reeds lang op voorhand gezorgd, en in dezen droeven tijd nog weten te sparen en te garen om dit jaar nog dien plechtigen Communiekant in orde te brengen, en nu kwam het koude weder dreigend haar herinneren aan de grillen der maand April. Ze vreesden, onze brave vrouwkens ! En wanneer ze zagen dat haar lieveling half misnoogd het lippeken hangen liet ter wille van een vlaagsken in den avond, hadden zij spijt omdat het weer niet meê wilde. Maar de langbegeerde morgend bracht volkomen vreugde ; ook het zonneken had haren wijzer één uurken vooruit geduwd voor die gelflgenheid en kwam zoo lieflijk onze kinderen groeten ; in dit koude morgenduur kwam het zoo deugdelyk die engelen zoenen in wier oog«n de vreugde nu nog

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks Het Vlaamsch heelal: katholiek - zondagsblad behorende tot de categorie Katholieke pers. Uitgegeven in Borgerhout van 1878 tot 1930.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Periodes