Het Vlaamsch heelal: katholiek - zondagsblad

826 0
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1916, 15 Juli. Het Vlaamsch heelal: katholiek - zondagsblad. Geraadpleegd op 26 april 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/pr7mp4ws09/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

15 Juli 1916 Nr 29 39e Jaargang HET VLAAMSCH HEELAL Vrij en Onafhankelijk Katholiek volksgezind weekblad voor Vlaamsche en Algemeene Belangen I\HCIIItIJVL\GSPniJH Voor een jaar tr. 5.— Voor 6 maanden » 2.75 Voor 3 maanden » 1.50 Voor Nederland » 5.50 Voor 't Groot Hertogdom Luxemburg. . » 5.50 Voor andere landen » 7.00 Dit blad verschijnt dan Zaturdag morgend.— Men teekent in bij den Uitgever en in aile postbureelen, alsook bij de briefdragers. Hoofdopsteller : JOHAN LEEMANS Deo Juvante Vincam ! Aile artihelen en mededeelingen moeten vôôr Donderdag avond ten bureele besteld zijn, uitgenomen de aanhondigingen, die worden ingewacht tôt Vrijdag avond. ÂfzoDderlijke nummers van dit blad zijn te bekomen ten onzen bureele, Carnotplaats 65. — 1 O centiemen het nummer. AAi\ 14 ().\DI <ï I i\'GI5S Den regel fr. 0.20 Kleine aankondiging » 0.50 Begrafenisbericht » 5.00 Groote aankondigingen bij overeenkomst. Voor aankondigingen buiten de provincie, wende men zich tôt de A.gencie h^va.8, Martelarenplaats 8, Brussel, en Beurs-plaats 8, te Parijs. Voor aile andere aankondigingen ten bureele Carnotplaats (Laar) 6Si, BorKerhout-Antwerpen KLEINE NIJVERHEDEN Er is reeds bestatigd, dat de huidige toestanden aanleiding hebben gegeven tôt het invoeren van nieuwe nijver-heden in 't groot, maar hetzelfde zien wij gebeuren in 't klein, niet zoo zeer in zake van oprechte nijverheid, maar wel in deze van kleine broodwinningen. Wie de bedrijvigheid van sommige lieden gadeslaat, vooral in den vroegen morgend, kan zulks het best bestatigen. # * # Vele lieden van den geringen stand zijn dienaangaande vindingrijk. Zij staan niet alleen vroeg op, maar op hen is ook, in beeldspraak, het gezegde toepasselijk : dat zij « uitgeslapen lieden » zijn. Kleinigheden waarop vroeger niet wierd gedacht, tenzij in eenige groote steden zooals Parijs, worden in hunne handen bronnen van broodwinning en misschien in de toekomst bronnen van welvaart. ★ ♦ -*• Straten en pleinen worden tegen-woordig door die lieden van vele voorwerpen gezuiverd, die vroeger die straten en pleinen geheele dagen leelijk ontsierden. Zij doen nu beter werk dan de Reinigheidsdiensten, die nog al veel te wenschen laten en hun werk tegen goesting schijnen te doen. De uitgeslapen geringe lieden doen dit werk uit vrijen wil en met vlijt, en hunne moeite moet wel loonend zijn, gezien het groot getal lieden die zich daarmede bezig houden en de verschiilende voorwerpen die zij onderling beoogen. * * * Het voddenrapen dat reeds eene oude nijverheid is, wordt thans volledigd door het opruimerx van sigarenstom-peltjes, van mest en meer andere voorwerpen en stoffen, die oogen-schijnlijk slechts eenige centen kunnen opbrengen, eene geringe opbrengst die in deze tijden niet te versmaden is, maar die wellicht meer opleveren dan velen vermoeden of denken. Buiten die kleine winst, kan bij velen daardoor de koopmanschap ontwikkeld worden, zoodat zij in deze nieuwe nijverheid niet alleen eenig gewin, maar misschien eene goede broodwinning zullen vinden en als gevolg zelfs op den fortuinweg kunnen geraken. •*> * * Kleine oorzaken hebben soms groote gevolgen en kleine nijverheden mogen dus niet versmaad worden. Ten andere, wanneer men eenen voddenraper of een anderen opraper aanziet, toont hun werk geen edele arbeid te zijn, maar boevele groote heeren zijn er niet, die juist door dit voddenrapen groote fortuinen winnen ? Bij hen toont de voddenhandel geenszins gemeen omdat hij fortuinen oplevert ; 't is maar bij den geringen man dat dezelfde zaak een min schoon aanzien heeft. * * # Zoo is het betrekkelijk in aile zaken. Geld en welgelukken doet gemeene of eenvoudige zaken heel anders voor-komen dan bij armoede en mislukking. Wie zich boven die laatste minachting weet te plaatsen en zijnen weg onbe-schroomd opgaat, komt tôt het doel dat velen nastreven maar door hoogmoed niet kunnen bereiken : rijkdom en fortuin, aanzien en waardeering, of althans een onbekommerd bestaan. * * * Zoo gebeurt het zelfs in de kunst. Er zijn kunstenaren, die door hunne kunst, hoe gewaardeerde meesters zij j ook zijn, tôt niets konden geraken, maar die door eene bijzaak tôt aanzien en fortuin geraakten. Zij hadden zich slechts te ontdoen van het ijdel voor-oordeel, dat eene min kunstige uiting van hun talent, hen zou doen minach-ten, om door een vak, verwant aan hunne kunst, uit de armoede te geraken en evenveel of meer aanzien te verwerven dan door de hoogere kunst alleen. * * * In het onderwijs en de opleiding van het volk kan zulks te baat genomen worden, om meer prijs te hechten aan nuttige kleinigheden dan aan groote nutteloosheden. Wat wordt er ai niet geleerd en aanbevolen, dat later tôt niets dient of helpt, en dat veelal slechts verloren tijd heeft opgeleverd ? Deze laatste jaren vooral wierd het onderwijs, van laag tôt hoog, buiten-gewoon overlast en moeielijk gemaakt. In de hoogere studiën wierd dit voor-gewend als een beschermmaatregel tegen het al te groot getal studenten, die bij het einde hunner studiën geen fatsoenlijk bestaan zouden vinden, maar van den anderen kant wierden de diplomas gemakkelijk aan nietsbedui-dende studenten afgeleverd, zoodat de beschermmaatregel, vervat in het bemoeielijken der studiën, tôt niets hielp. * * * Wat komt dit hier te pas, zullen eenigen zich afvragen, bij het voddenrapen en andere kleine nijverheden? Heel eenvoudig omdat diplomas van hoogere studiën, die geene broodwinning kunnen opleveren, nog minder waard zijn dan vodden. Wij treden thans eenen tijd van daadzakelijke werkzaamheid en van persoonlijken arbeid in. Het getal dergenen die niets-doende ten laste van anderen konden leven, zal merkelijk verkleinen. Arbeid en zuinigheid zullen de beste steun-pilaren van welvaart en aanzien blijven. J. L. DE TOESTAND HIER EN ELDERS NEDERLAND. — Het grof-geld-winnen in bandel en nijverheid, heeft in Nederland ook de lust ontstoken der huiseigenaren, die door eene verhooging van huur willen meêpaarten in de algemeene winst. Dit gaat daar echter zoo gemakkelijk niet, want een aantal bonden zijn reeds in de weer om daartegen op te komen. De duurte der huishuren zou juist vallen op personen, die reeds veel van de duurte der levensmiddelen hebben te lijden, bijzonder in de bedienden- en ambtenaars-wereld, die door eenen toeslag bij hun dagloon of hunne jaarwedde uit den druk moeten geholpen worden. De bond het Eigendoms-recht stelt voor, dat eene verhooging van huur slechts zou mogen geëischt worden bij de herverhuring van huizen, maar niet tijdens het bewonen van huizen door dezelfde huurders. In België wordt zulks reeds toegepast wanneer er huurverbintenissen bestaan voor een bepaald getal jaren of volgens de gebruiken der plaats. De regeling van dit ailes wordt, even als in zake van voedingsmiddelen, eene staatszaak. aRG-ENTINIË. — De Amerikaansche Repu-bliek Argentinië vierde een dezer dagen haar honderdjarig bestaan. Argentinië is een der rijkste landen van Amerika en doet veel zaken met Europa. Haar geldwezen is thans ook schitterend en van den grooten tegenslag een twintigtal jaren geleden, blijft niets meer over. SPANJE. — In Spanje blijft ailes kalm, maar zoo is het niet in Marokko, waar de Spanjaards tegen de Marokkanen moeten optreden. Deze willen profijt trekken uit de moeielijke toestanden in Europa, om hunne vrijheid te herwinnen. Spanje beschikt daar echter over voldoende macht om zijn gezag te handhaven. —o— > è ENGELAND. — Niet enkel in Ierland, maar ook in Engeland zal de landbouw een der grootste staatszorgen uitmaken na den oorlog. Een aantal lieden, duizenden en duizenden, zullen hun bestaan in den landbouw moeten kunnen vinden. De nijverheid, die hoofdzakelijk de fabrieken beheert, zal geen arbeid genoeg aanbieden. Bovendien is niet iedereen geschikt voor fabriekwerk. De openbare volksgezond-heid eischt zelfs, dat het volksleven meer zijne uiting vindt in 't landelijk leven. In aile landen is de buitenbevolking het gezondste en zede-lijkste deel der natie, ondanks de algemeene bedorvenheid die overal is doorgedrongen. In aile landen zal de landbouw dan ook het krachtigste moeten medehelpen tôt de volks-verheffing en tôt herstel van het evenwicht in 't openbaar leven, steunende op rust en orde. Pax Uit de Gazettenwereld De Belgische senateur Fontaine, die destijds den Nobelprijs als bevorderaar van den alge-meenen vrede bekwam, heeft eene omreis gedaan in Amerika en wierd daar overal har-telijk ontvangen. Hem wierd gevraagd zijn oordeel vrank en vrij uit te spreken over het Amerikaansche volk en Amerikaansche kunsten en wetenschappen. In dit ontierwerp behandelde hij ook de Amerikaansche drukpers in de New-York World. Hij is van meening dat de Amerikaansche pers veel te wenschen laat, daar zij zich te veel bezig houdt met niets-waardige zaken die aldra vergeten zijn. Onder dit oogpunt vindt hij de Europeesche pers van beter gehalte, althans de dagbladen die zich met ernstige besprekingen bezig houden zoowel in staatszaken als in kunst, tôt ontwikkeling en opleiding hunner lezers. Oom Sam kent op dit gebied denkelijk winstbejag alleen, want de Amerikaansche bladen doen schitterende zaken en bescbikken over kapitalen die in Europa nooit zullen bereikt worden. Hildebrand IN EN 0M DE SCHOOL Losse Opstellen over Opvoeding en Onderwijs in min breeden zin X Het Schoolopzicht in Zuid-Afrika In Zuid-Afrika, en overal bij onze stam-broeders van Transvaal, is er tegenwoordig, benevens tiet vraagstuk der talen, die geheel Zuid-Afrika door, even als in Vlaanderen,veel... inkt doet vlieten, eene hevige strijdvraag opgeworpen over het toezicht der scholen. Daar het nu eenmaal een feit is, dat het voor schoolopzieners, zoowel als voor iedereen, « moeielijk aan de straat te werken en iedereen te voldoen » is, komt het niet ongelegen hier eens even op in te gaan, en te zien wat het Christelijh Schoolblad daarover weet te ver-tellen. Het moge hier wel even vermeld worden, dat dit Transvaalsch orgaan « van de Vereeni-ging van Onderwijzers en Onderwijzeressen in Zuid-Afrika » een zeer degelijke opstelraad bezit, waaronder ook mijn vriend Dr N. M. Hoogenhout, bestuurder der Normaalschool van Pretoria en Voorzitter voor Zuid-Afrika van het Internationaal Bureel voor OpvoediDg en Onderwijs, met eere mag vermeld worden. Gedurig booren we op het Kongres van Schoolraden klachten over het schoolopzicht. Een minderheid der leden dringt sterk op een hoofdelijk onderzoek aan. De Bestuurder van Onderwijs vermeldt deze klachten in zyn laatste Verslag en geeft daarna zijn denk-beelden over het schoolopzicht ten beste. Om het belang der zaak wordt hier dit gedeelte van het Verslag overgenomen, en het zal zeer moeielijk zijn op opvoedkundige gronden de meening van den Bestuurder te bestrijden. Het luidt aldus : « Af en toe wordt nog de wijze waarop een opziener van scholen moet onderzoeken, ter sprake gebracht. Bijvoorbeeld schijnt die elk jaar op de Schoolraden bijeenkomst voor te komen. De zaak komt in 't kort hierop neer, of iedere leerling van elke standaard (d. i. klas) al of niet door den schoolopziener in elk vak van het leerplan moet worden ondervraagd, of ten minste in de vakken, die de kern vormen van het ooderwijs in de lagere school, alvorens hij naar een hoogere standaard overgeplaatst kan worden. » Diegenen, die denken van wel, gronden, mijns inziens, hun meening op twee zeer verkeerde begrippen. Het eerste is het vereen-zelvigen, of ten minste verwarren, van verstan-delijke ontwikkeling met verkregen kennis. Er wordt gedacht dat, aan 't eind van elk leerjaar, een min of meer machinaal examen kan worden gehouden en dat de verstandelijke ontwikkeling van den leerling kan worden afgemeton naar den uitslag van dit examen, k t De buitengewoon ingewikkelde ontwikkeling van het verstand wordt hier gelijk gesteld met een toename in gewicht, lichaamsgroei en dergelyke, die in ponden en duimen kunnen worden uitgedrukt. Er bestaat een geheel ver-keerd begrip van hetgeen bedoeld wordt met de standaards van de lagere school. Deze zijn, goed beschouwd, niet in do eerste plaats de stadiums, die iedere leerling moet bereikt hebben om verder te gaan, doch meer de geschikte bestanddeelen van zijn geestelijk voedsel. » Men zou even zoo goed den lichamelijken toestand van een leerling uitsluitend kunnen beoordeelen naar de hoeveelheid brood, melk, vleesch en groenten, die hij bij een maaltijd of een reeks maaltijden zou kunnen verorberen, als dat men zijn verstandelijke ontwikkeling uitsluitend zou kunnen beoordeelen naar het aantal vragen, dat hij op een gegeven tijd kan beantwoorden. In beide gevallen gaat men van een verkeerd standpunt uit. In het eerste geval moet men niet alleenlijk weten, wat liij eet, doch ook in welken toestand zijn licnaam verkeert. In het laatste geval moet men niet alleen weten, wat hij antwoordt op de vragen van één enkel examen, dat bijna noodzake-lijkerwijze onder ongewone omstandigtieuen gehouden wordt, maar welke mate van verstandelijke ontwikkeling hij bereikt heeft. En om het laatstbedoelde te beantwoorden, is het ten minste even belangrijli om na te gaan, in welke verstandelijke omgeving Lij opgroeit, waarbij de leerwijzen van den onderwyzer en de schikking van het werk van het hoogste belang zijn. Daarenboven moet de tijd in aan-merking worden genomen. Men moet weten, hoe hij van maand tôt maand en van kwartaal tôt kwartaal gewerkt heeft, met andere woor-den : men moet van den onderwijzer, die hem elken dag gadeslaat, vernemen hoe hij 't gemaakt heeft onder de invloeden, die zich voorgedaan hebben. Door hooldelijk opzicht en onderzoeken in elk vak op den dag van schoolopzicht, kunnen slecùts eenige blijken van zijn ontwikkeling worden gegeven, en dan nog slechts onder ongewone omstandigheden. » Het tweede verkeerde begrip is een gevolg van het eerste. Daardoor maakt men zich een verkeerde voorstelling van het voornaamste en belaugrijkste werk van den schoolopziener. Wat hij moet nazien is meer de school, het klaslokaal en de onderwijzerswoning dan den leerling. Zijn oog moet gevestigd zijn op de omstandigheden, waaronder het geestelijk en zedelijk leven van iederen leerling zich ontwikkeld. Hij zal oneindig meer goed doen, indien hij zijn dag besteedt aan de verbetering van deze omstandigheden, dan indien hij deze doorbrengt met iets wat, met het oog op den tijd te zijner bescnikking, grootendeels eene ijdele poging moet zijn, namelijk het rang-schikken van de dertig leerlingen van de klas in volgorde van hetgeen zij van een half dozijn vakken weten » Bovendien, hoe jonger de leerling is, hoe minder waarde het hoofdelijk scboolopzicht heeft. Toch pleiten de voorstanders van deze wijze blijkbaar op aile stadiums daarvoor. Door het Département wordt het aan den schoolopziener overgelaten. in hoeverre hij zijn eigen hoofdelijk nazicht zal stellen boven het verslag, dat het hoofd van de school en de klasseonderwijzer hem kunnen geven. Hij moet zich eerst overtuigen dat ae rangschikking van de leerlingen is, zooals het behoort, dat er in een andere groep of standaard geen ernstige afwijking bestaat van het gemiddelde peil van bekwaamheid en kennis, hetzij daaronder, zoodat eenige leerlingen boven hun krachten moeten worden opgejaagd om gelijk te blijven ; hetzij daarboven, zoodat eenigen onnoodig moeten worden tegengehouden Hij moet ook nagaan, of het voorgeschrevene in elk vak behandeld is, zoodat de groep geheel overeen-komt met dezelfde in andere scholen. Verder moet hij den onderwijzer zien werken, en nagaan of hij zich met zijn leerwijzen kan vereenigen (1), daarbij lettende op de geestelijke behoeften van den leerling, op dit stadium en ook op hetgeen in de hoogere stadiums van den leergang noodig zal zijn. Hij kan dan er toe overgaan enkele met zorg uitgekozene leerlingen afzonderlijk te ondervragen in een vak dat afzonderlijk behandeld kan worden, enkelen in een ander vak, en verler zoover hij dit noodig acht. Ten slotte moet hij aan de geheele klas vragen doen en deze als een geheel beoordeelen, wat betreft vakken als aardrijkskunde en geschiedenis, waarin niet iedere leerling afzonderlijk behoorlijk ondervraagd kan worden, tenminste in de lagere standaards van de lagere scholen. ». Indien dit ailes grondig gedaan is en de uitslag is over het algemeen bevredigend, dan moet de overplaatsing van leerlingen naar een hoogeren sUndaard grootendeels het gevolg zijn van het overleg tusschen den schoolopziener, het hoofd en den klasse-onderwijzer. | i (1) Hier stel ils een groot vraagteeken l

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks Het Vlaamsch heelal: katholiek - zondagsblad behorende tot de categorie Katholieke pers. Uitgegeven in Borgerhout van 1878 tot 1930.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Periodes