Zondagsblad: letterkundig bijblad van Vooruit

686 0
28 november 1915
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1915, 28 November. Zondagsblad: letterkundig bijblad van Vooruit. Geraadpleegd op 05 mei 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/js9h41m75v/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

ZONDAQSBLAD Bijblad van " VOORUIT „ ZONDAG 28 NOVEMBER 1915 Nr 37 Prijs 5 centiemen De; booze Qeest (Eene nachtmerrie) Slot. Voor eene reusachtige rieten hut, bijna zoo hoog als een gewoon huis, hield men mij staan. — Gij zijt hier voor de zeriba van Kwaroe-Kuansi, den grooten koning van het dappere en brave volk der Wanya-vingi's, de edelmoedige beschermers der Wakondjoe's ; aldus hield de vette zwarte kerel, die mij gezeid had Bevwa te heeten, eene korte maar plechtige toespraak. Zijne laatste, ongetwijfeld spekuleerende woorden, ver-wekten enkele schorre kreten, waarna een algemeen oor-verdoovend gehuil rondom mij opging. Met twee andere « bleek-kleurigen », dus waarschijn-lijk Wanyavingi's, trad de vette Bevwa de omheining der woning van het opperhoofd binnen. Middelerwijl rumoerde het om mij heen, en drong en wrong men nad'er tôt mij en werd ik onverdraaglijk-uitvor-schend bekeken en bestudeerd'. Eindelijk kwamen de parlementairs terug, en Bevwa zei, hoog-ernstig en statig : — Kom mee, bleeke vreemdeling. De groote koning Kwaroe-Kuansi wil u ontvangen. Op mijne beurt trok ik dus door de ômheining, en, met mij naar ik zag, een viertal Wanyavingi's en Bevwa en zijn schrale, stomme kameraad. Binnenin, tusschen de doornenhaag en de « zeriba » be-merkte ik enorme kudden runderen en geiten. Wij traden door een' hoogen en breeden ingang in de hut. Het inwendige leek door gepleisterde muren in ver-schillende cirkelsegmenten verdeeld, waarin driehoekige en ruitvormige figuren en rijen driehoeken over rijen ruiten loopend'e, ailes rood en zwart geverfd, waren ingesneden. De afdeeling, die zich bij den breeden ingang bevond, diende, naar allen schijn, voor gehoor- en ontvangstzaal. Een forsige man, zijn massief gebou.wd lijf in eene fraaie leeuwenhuid gehuld, welke van zijn linkerschouder afhing, zat er op een' soort bak of zoowat, die op eene dikke rieten mat van respectabele afmetingen stond. Die man was nu de beruchte Kwaroe-Kuansi. Mijne geleiders groetten hem pnderdanig, en ik deed met weerzin hetzelfde. Hij zag mij aan met een doordringenden blik. Toen vatte de dikke Bevwa het woord : — O, groote Koning der Wanyavingi's, edelmoedige beschermer der Wakondjoe's, wij,' ik en mijn vriend Kakoeri, waren opi zoek naar den bloeddorstigen leeuw die zoo erg uwe kudden teistert, toen wij dezen bleeken vreemdeling op den heuvel ontmoetten. Hij spreekt de taal der Koe-Mboetti's en hij wil een vriend der Wanyavingi's zijn. — Neem plaats, bleeke vreemdeling, zeide Kwaroe-Kuansi vriendelijk. Hij wilde gedistingeerd zijn, doch zijne beestachtig-rauwe stem verbroddelde ailes. Ik keek rond naar een' stoel of eene bank, maar moest mij plat op de mat zetten. In godsnaam, totdat het hier beterde ! De overigen vlijden zich eveneens neer. Dan begon Kwaroe-Kuansi statig en potsierlijk : — Vreemdeling, uwe huidskleur is nog bleeker dan die der Wanyavingi's en der Watchezi's. Ik ben benieuwd te " hooren vanwaar gij komt en waarheen gij gaat. Maar gij ziet er vermoeid uit, en er kleeft gelijk bloed aan uwe klee-deren. Ik zal u melk en bananen laten brengen. Ik dacht eigenlijk : « Leelijk beest, als ge wist hoe ik u verfoei, met uw kattenoogen, die in 't halfduister der hut bloedvlekken op mijne kleeren bespeuren. » En ik snapte plots dat ik zulks wel exploiteeren kon. En wie niet pocht wordt niet gezocht. — o, Groote koning, begon ik dan zoo natuurlijk mo-gelijk. Ik ben verheugd met u kennis te maken. Wel had ik alreeds over uwe grootheid en macht hooren roemen, maar nu heb ik 't geluk u van aangezicht tôt aangezicht te kunnen spreken. Ik betreur het eigenlijk, niet de taal der Wanyavingi's te kennen. De bloedvlekken komen voort van een' grooten leeuw dien ik geveld heb. Misschien was het de teisteraar uwer kudden, ik hoop het... — Waarom hebt gij hem niet het vel afgestroopt, onder-brak Kwaroe-Kuansi mij vlug en onbeleefd als een onbe-schaafd mensch. Dat ware een rijk geschenk geweest voor mij. Want een koning als ik draagt slechts leeuwenhuiden. Ik ben niet gewoon van de wij s te raken, en de uit-\luchten zijn in onze wereld verzonnen om zich ervan te bedienen... — o, Groote Koning, zei ik dus, zeemzoetigheid huiche-lende ; hadde ik maar vermoed dat ik in de hoofdstad van den dapperen en gevreesden Kwaroe-Kuansi zou aanlan-den, ik zou mij zonder twijfel den arbeid getroost hebben de mooie huid zoover naar hiertoe te brengen. Want ik doodde den leeuw op zeer grooten afstand van uwe hoofd stad. Inmiddels had men potten melk en een ganschen tros bananen voorgebracht. En Kwaroe-Kuansi wenkte mij dat ik eten en drinken zou. Ik liet het mij geen tweemaal beduiden, want melk is hemelsche drank voor mij, en bananen zijn lekkernijen. Doch, het maakte mij wrevelig dat die ongezellige drom-mels, rondom mij, geen het minste fatsoenlijkheids-gevoel in hun lucifers-lijf hadden ; zij zaten mij te bekijken alsof ze mijn eetlust inoesten meten... Ik liet mij het eenvoudig maal niettemin smaken. Daarna moest ik aan 't vertellen gaan : wie en wat ik was ; vanwaar ik kwam ; hoe mijn land eruit zag ; hoe ik hier kwam, en waarom; waarheen ik ging... kortom, ik zou mijn genoten maal ruimschoots verdienen. Ik dacht er juist aan, hoe gepast het wel zou zijn voor mij, niet alleen vriendschap doch ook en vooral ontzag in te boezemen, wat ik exploiteeren kon, evengoed als de sluwe parasitaire Wakondjoe's deden met hunne vleierij. En ik vertelde met vuur van mijn beschaafd land en volk, dat den opperhoofden der Wanyavingi's fabelachtig groot en reusachtig sterk moest voorkomen, -— als het hunne elementaire verbeelding n.iet te boven ging, — toen ik zei dat mijn land miljoenen krijgers telde, niet met arm-

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks Zondagsblad: letterkundig bijblad van Vooruit behorende tot de categorie Culturele bladen. Uitgegeven in Gent van 1915 tot 1928.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Periodes