Carolus: het weekblad van de Vlamingen

1821 0
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1914, 19 Maart. Carolus: het weekblad van de Vlamingen. Geraadpleegd op 29 maart 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/bv79s1n908/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

CAROLUS WEEKBLAD VAN DEVLAMINGEN PRIJS PER JAAR : voor België fr. 2.50 voor Nederland . . . f 2.— voor andere landen . . . fr. 5.—- ( 4e Jaargang, Nr 12 — Donderdag 19 Maart 1914 PRIJ Bureelen van het Beheer : — Bureelen van den Opstelraad : Aile 8, OFFERANDESTRAAT, 8 - ANTWERPEN - TELEFOON 2178 ten 1; PRIJS PER NUMMER : 5 Centiemen Aile brieven en mededeelingen dienen ten laatste Dinsdagavond ingezonden. Internationale Peperbollen m Ik heb een uur lang een Italiaansche juffer zitten aan te kijken, die kwam propaganda maken voor een idee. Een suffragette? Het is een allerbedenkelijkst teeken des tijds, dat men tegenwoordig niet anders dan aan propaganda maken en leelijke suffragettes tegelijk denken kan. Toch zijn die twee dingen heel best te scheiden. Dat bewijst de Italiaansche juffrouw, die er heel aardig uitziet, en met beminnelijke gebaartjes, een paar heldere oogen en een beetje een coquet stemmetje langzamerhand van het schoone zonneland naar het grijze Noorden is toegeschuffeld, onderwijl maar propaganda makend op de manier waarop Klein Duimpje in het sprookje zijn brokjes brood uitstrooide. 1k raad u aan juist te doen als de aardige sprookjes-vogeltjes, die ze oppikten. De juffrouw zal den terugweg naar Italie toch wel vinden. Ze heet Montesuori en is van beroep school-mamzel. Ze komt hier ook wel in Antwerpen en als ze 't niet doet, ga dan naar Brussel, waar ze zeker met haar broodkorfje zal komen. Ze heeft een idee. Als ik omkijk, zie ik dat idee heel ver liggen in 't verleden, ik weet niet in welken staat of in welk werelddeel, maar ten tijde van Boeddha, Confucius en later ook in den tijd van Christus moet het er geweest zijn. Het is een eenvoudig idee : elkander niet pla-gen. Ieder moest het toepassen, zegt juffrouw Montesuori, en zooals heel verstandig is, paste ze het toe in haar eigen vak, de schoolmamzei-lerij. Als gij bankier zijt, is 't heel gemakkelijk zeggen : gij, garnalenvisschers, moeten garna-len, en gij, varkensslagers, moeten varkens het leven niet zuur maken — en intusschen voort te gaan met zijn klanten het bloed af te knijpen. Zoo vatte juffrouw Montesuori het dan ook niet op. Ik laat de wereld plagen, zei ze, maar plaag zelf niet. Zoo kwam ze er toe, op te houden haar kinderen het leven te verpesten en zooals vanzelf spreekt, de kinderen hielden van hun kant ook op te plagen. Wat een gek geval moet het geweest zijn, die school zonder oorlog, dat onderwijs zonder Waterloo, van 9 tôt 4, met een uur er tusschen om melk te drinken en brood te eten. Ik stel me het geval voor in den tijd dat ik op school was. De meester sarde ons met jaartallen ; wij antwoordden met grauwe erwten. Hij gaf ons idiote sommen op, wij brachten kikkers mee. Hij liep ons na met Karel den Groote en Jan van Schaffelaar; wij zetten de banken op rolletjes en re'den er de kachel mee ondersteboven. Zoo speelden het Groot Verleden en de Hooge Wetenschap en de Muze der Geschiedenis krijgertje met kik-vorschen en duivenboonen. Van 't onderwijs kwam daarbij niet veel terecht. Jufffrouw Montesuori doet het heel anders. Of ze den kinderen leert dat Karel den Groote eigenlijk niet veel meer was dan een kikker in de hand van 't noodlot, en doceert dat een goeie grauwe erwt eigenlijk meer waard is dan de vervelende snijer die zijn tijd vermorst met het schrijven van "Rekenkundige Opstellen" — weet ik niet. Het doet er niet toe ; ze plaagt niet — en dat is van haar het groote ding. Het is de kern van aile wijsheid en daarom verbaas ik me erover, dat de samenleving er pas aan 't begin mee begint, namelijk : bij de opvoeding, en er niet mee eindigt, namelijk : op den ouden dag. Het is een wet van de natuur, dat een Christen met de jaren Christelijker, een Boeddhist met de ja-ren Boeddhistischer en een Confuciaan steeds Confuciaander wordt. En zij allen hebben tôt eerste en laatste principe : plaag mekaar niet. Maar waarom worden ze dan niet eenvoudig, zoodra ze tôt de jaren des onderscheids komen : Montesuorianen. Dan konden ze de heele rest af-schaffen, dan was er misschien heelemaal geen opvoeding meer noodig. Ze zullen 't niet doen. Toch heb ik hoop, dat ailes nog terecht zal komen. Als allé schoolmeesters en-meesteressen nu maar juffrouw Montesuori nadoen, dan zullen misschien de kinderen, die dan dus niet meer op school geplaagd worden, afleeren van terug te plagen. Dat zal de bevrijding van de wereld wezen. Plaag mekaar niet. Zit mekaar niet in 't vaarwater. Zwem allemaal — zelfs door den modder — den zelfden kant uit. Dan ploeteren we in één jaar een even groot eind verder, als ons voorgeslacht in eeuwen heeft gedaan. Onthoudt het dus, beste lezers. Zoodra ge in de geschiedenis van den dag van heden een Karel den Groote tegenkomt, gooi hem dan niet met grauwe erwten en laten de Karels de Groo-ten die onder ons rondloopen, dan met hun breede derrière niet gaan zitten op de plaatsjes die anderen voor zich hebben uitgezocht. Het leven is een school ; we zijn er voor ons plezier. Juffer Montesuori dirigeere. Teune Koekeloere. Aanmoediging der Vlaamsche letterkunde 500 fr. prijzen (10 premiën van Fr. 50.—) I. Door CAROLUS, het Weekblad van de Vlamingen, wordt een prijskamp uitgeschreven voor oorspronkelijke onuitgegeven Nederlandsche prozastukken, in votkstoon geschreven. Opstellen die door humor en originaliteit uitmanten worden gewenscht — zonder daarom de voor-keur te hebben. II. Aan elk der 10 beste stukken wordt eene premie toegekend van fr. 50.—. Indien er minder dan tien mede-dingers bekroond worden, zullen de overblijvende premiën gelijkelijk verdeeld worden III. Ieder deelnemer mag meer dan een stuk inzenden, doch bij gebeurlijke bekroning van meer der e stukken, kan hij slechts aanspraak maken op 2 premiën. IV. De stukken mogen niet grooter zijn dan 12 kolom-men van de plaats in CAROLUS voorbehouden aan het mengelwerk. Zij moeten door eene andere hand dan die des mededingers geschreven zijn — zoo mogelijk "ma-chien-schrift".V. De bekroonde stukken worden in CAROLUS afge-drukt, in volgorde door het lot aangeduid. VI. De handschriften moeten besteld worden aan het adres van CAROLUS, Offerandestraat, 8, Antwerpen, vôôr 15 Mei 1914. De keurraad doet uitspraak voor 15 Juni 1914. VII. Elke mededinger teekent zijn werk met een pseu-doniem of een kenspreuk, welke zal herhaald zijn op een gesloten omslag die den naam en het adres van den schrijver zal bevatten. VIII. De niet bekroonde handschriften blijven ter be-schikking der mededingers tôt 31 December 1914. De keurraad bestaat uit de heeren ; Lode Baekelmans, Victor de Meyere, Léo Van Goethem. De derde bundelverzen van WILLEM KLOOS Willem Kloos, die een nieuwen verzenbundel uitgeeft, dat is voorzeker een feit van beteekenis in onze littera-tuur ! Er is reeds zoo oneindig veel over dien dichter gezegd, en hij is toch nog zoo weinig waarlijk goed be-grepen geworden. Het is zonderling na te gaan, hoe vele menschen hem tôt in het hoogste ophemelen, en hoe hij door anderen op de ongenadigste wijze wordt afgebroken. Moeilijk is het dan ook wel, een volledig en bepaaldoor-deel over hem te vellen, want men vindt bij hem zulke zonderlinge opposities van het allerschoonste, met het schijnbaar niets-waardige, dat men blijft wankelen tusschen hooge vereering en goedwillig glimlachen. Wij mogen nu niet zeggen : Kloos is een groot dichter, en wij cijferen al zijn slechte verzen weg; ofwel, zooals 't som-migen deden : Wat geven die enkele mooie verzen, wan-neer de meeste anderen slechts getuigen van belachelijke gemoedstoestanden en zwak talent. Neen, we moeten dat allemaal samen pakken, het aanschouwen als het volledig product van een ziel, die ziel trachten te doorgronden, heelemaal in ons op te nemen, om dan, wanneer wij zoo in aanraking zijn met het diepste wezen des dichters, in die opperste vereeniging te voelen of dat goed of slecht is, oprecht of valsch. Dat werd, wanneer het Kloos gold, gewoonlijk al te zeer verwaarloosd. Men oordeelt hem veelal naar de pole-mieken die hij voerde met vele moderne schrijvers, naar sommige slechte verzen, die men dikwijls veel beter kent dan zijn goede, naar de wel wat al te prétentieuse pose die hij in sommige zijner kronieken aannam en naar vele geruchten die over hem rondloopen, doch niet naar heel zijn werk. Men stelt hem zich aldus voor als een verwaan-de trotschaard, een alles-bedillende dwaas en een schrijver, wiens vroeger talent reeds lang dood is, die nog eenigen tijd zijn naam wou ophouden in de letterkunde, maar die nu in jaren niets meer voortbracht, en dus wel volkomen onmachtig is. ' Hoe jammer dat allen die zoo meenden, zoo slecht den waren Kloos gekend hebben. Niettegenstaande al zijn ge-breken, heb ik hem altijd lief gehad, en achter zijn dwaas-heden heb ik steeds een naïef kind meenen te ontdekken. Het schijnt soms wel met reden dat men hem zoo deerlijk is te lijf gegaan, vooral wat aangaat de tweede helft van zijn bundel verzen, doch bij nader inzicht zijn die gedich-ten nog niet zoozeer te veroordeelen. Achter het slechte uiterlijk ligt wel heel dikwijls iets hooger. Kloos toont zich daar een geestverwant van Laforgue, volkomen sar-castisch ; en is er iets smartelijker dan dat valsch uiterlijk, waarachter men zulk diep gemoed voelt. Ik zei dat men Kloos slecht had begrepen. Hij is nooit de trotsche Qod geweest, zooals het sommige gedichten laten vermeenen ; hij was altijd éen teerheid en éen klacht, Die sonnetten van zelfverheerlijking, zoowat de eenige, die de groote hoop van hem kent, zijn toch niets anders geweest dan zelfbegoochelingen, zooals wij die zoo dik- Menqelwerk van Larolus 12 MIJN WONNIG LAND door OSCAR SIX Hij zag zijn oogen laaien, zijnen staart bewegen, zijn heupen zwellen en zijn rugge deinen in de lucht. Hij zag de pooten huppelen, de hoeven trappe-len, het geheele lijf in genoeglijke be-weging rollen onder de zon, en hij had wel gejuicht, om alzoo die verschijning in de diepezomerlucht, onder den boom-gaard dikkens te mogen aanschouwen. Ook de schapen van Seraphien waren een donzige weelde voor zijn oog, de blatende schaapjes die al zoo schoone onder de boomen graasden, de lammeren die huppelden, en de ram-men die met de voorste pooten op den rug der achterblijvers steigerden en klauwden. Maar gelijk de streke weelderig was en grootsch, gelijk het land vruchtbaar en onuitputtelijk, zijn vollen rijkdom en zijn vollen wasdom wilde geven, zoo waren de natuur-verschijnsels ook. En als het waaide over 't Bellegoed, kon het vreeselijk loeien op de ' oude abdij, als het donderde rolde 't geweld zoo verveerlijk en zoo holdedreunend door den hemel daarboven, alsof het ongeweerte wist, dat er een machtige stemme moest over een machtige doe-ning spreken. ...Zoo kwam er een onweer stille-kens achter den boomgaard aan, en onder de kruinen scheen de groente voiler en zwaarder te wezen. De lente-kleur was uitgevaagd en in zware zomertint veranderd. Het groen was blauwer geworden, log-blauw met grauw zwarte donkerheid boven de toppen der boomen ; de wolken die in massa aan den hemel, zonder beweging of veranderinge schenen, waren bij plaatsen afgerond, en hingen als bars-tensrijpe balgen in de lucht. Er waren er die uitgestrieweld sche-, nen, en als lokken in den wind geslin-gerd, plotselings grauwer uit de vlaag opdoken, ook andere met koperglans en bronskleur àl dooreen, maar 't over-heerschend van de vlage was haar donkerheid en al de vreeselijke stilte, daar ze in te slapen scheen, alvorens zich, eens uit ten goede, tôt het groote feest van donderslag en bliksemschitteringe te bereiden. Met der haaste werden de beesten binnengedreven, de koeien, de stier, de kalvers en de zwijnen. In huppelenden draf, kwamen de voerlieden met de rinkelende zwinkels achter de paarden, en ailes wat schui-len kon, haaste zich om binnen te wezen. Over den koer wipten den rooden haan en de kakelende witte kiekens in vreeze vooruit, en de blanke pennen stelden een hagelblanke verschijning daar, op den paarschen achtergrond van den hemel. De mannen hadden de beesten bin-nengehaald, de deuren van de stalling toegedaan, en in de eerste zware dreu-pels die door een dwaze scherreling van stof en doode bladers nedervielen, kwamen ze in haaste geloopen, om nog bijtijds in huis te wezen. De eerste bliksem scheurde door de boomen los, en rakelings er op, daverde 't dat heel den hemel dreunde. Domien naderde het raam, en met verveerde blikken naar buiten starend, miek hij een kruiske over de borst, en zonder spreken ging hij knielen op den grond, de ellebogen op een stoel, het hoofd deemoedig neergebukt voor Onzen-Lieven-Heere. Renilde haalde het palmtakje en het wijwater te voorschijn, besprenkelde ermede heel het huis ; en al de bewo-ners, mannen en vrouwen knielden on-dereen en horkten naar Domien die luide begon te lezen. — In den beginne was het woordt, ende het woord was bij Gode ende Godt was dat woordt. — Dit was in den beginne bij Godt. De anderen zegden het na, gelijk de kinders in de kerke doen, en galmend klonk hun taie. — Aile dingen zijn door dat ge-maeckt ende sonder dat en is niet ge-maeckt van datter gemaeckt is. Gelijk een heel fijn kinderstemmetje klonk Wartje's gebed tusschen de sle-, pende bede der grooten. Het werd nog donkerder en : — In dat was het leven ende 't leven was het licht der menschen. — Ende het licht schynt in de duys-ternissen ende de duysternissen en hebben dat niet begrepen... Nu zwegen ze een wijle. Ze hoorden de regendruppelen kletteren over het loof, en zelfs de hagelsteenen tegen de ruiten buischen. Verveerlijk ging het geluchte open en toe, en doorkletterde het heele zwerk, wijd en zijd op aile winden varend. Buiten, in de weide, wemelde in rustelooze deining van geweld, uiteen-gestrieweld en gerokken, maar weer even spoedig ingekrompen, en bijeen-gewaaid, het wilde ruischend loover aan 't dooreen gebocheld takkenwerk der boomen. De witte bloesem stoof er af, en viel als sneeuw stuweiend op de weide, en dwaas en bot zat overal de wind te wiegen in het hout, en door de zinderende bladers "stoof hij van de rankende klimop, wanneer hij uit de klokkegaten neerebuitelde, omleege-waarts den toren. En daar hij in het oude kerkgeraamte, over stalen platen tuimelde en druischte

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks Carolus: het weekblad van de Vlamingen behorende tot de categorie Vlaamsgezinde pers. Uitgegeven in Antwerpen van 1911 tot 1914.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Onderwerpen

Periodes