De legerbode

1017 0
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1916, 14 Maart. De legerbode. Geraadpleegd op 05 mei 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/mk6542k154/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

DE LEGERBODE den Dinsdag, Donderdag en Zaterdag verschijnende Dit blad is VOOR DE BELGISCHE SOLDATEN bestemd ; iedere compagnie, escadron, of batterij ontvang-t tien ot vijftien Fransche en Nederlandsche exempiaren. De Laatste Uren van liei Fart van Lier (Hevinneringen van een Ooggetuige) Wij meenen dat het onze Iezers belang zal inboe-zemen als wij hét verhaal dat wij hier overnamen, nog aanvullen door enkele persoonlijke indrukkeD, die ons werden medegedeeld door den officier bevel voerend over de 300 fusiliers, — meestal mannen van de oude klassen cavalerie en artillerie — die dienst deden als infanterie-garnizoen in het fort van Lier. Ondanks hunne bescheidenheid en hun eenvoud, zijn deze enkele bladzijden eene indrukwekkende getùi-genis van deze dagen, die men te midden van het ergste lichamelijke en zedelijke lijden heeft door-leei'd.* * * sôen September. — Tôt nu toe vernamen-ffij nog slechts een vage weerklank van het gevecht dat er geleverd werd. Men streed hardnekkig aan gene zijde van de fortenlinie, zonder dat wij konden ingrijpen. Het was wel wat vervelend hier zoo rustigjeste zitten, onder de beschutting van ons schild van staal en béton, terwijl er zoo-veel anderen lijden en sterven. Maar anderzijds, zoolang de forten niet bedreigd worden, is het een teeken dat ailes goed gaat. En dat troost ons over onze schijnbare nutteloosheid. Sedert twee of drie dagen echter heeft het jkanon zich langs den kant van Mechelen nog geweldiger latenhooren. Zouer iets nieuws zijn? Heden, van boven op de wallen, zie ik de eerste Duitsche projectielen neerkomen. Zij zijn bestemd voor het intervalle Lier-Tallaert. Het regent over-vloedig veldkartetsen en'granaten van 13 ; maar het vuur is ellendig. De beste schoten komen op 'meer dan 500 meters van het doel neer. Luitenant-kolonel Doneux verklaart dat de Duitschers geen verstand van schieten hebben... 't Is waar; maar wij zullen gauw van gedacht veranderen. 2y,T~ September. — Daar is geen twijfel meer mogelijk. De MofTen bereiden een grooten slag tegen Antwerpen. Welnu, laat ze maar komen ! .2$tn September. — Het eerste projectiel is op ihet fort neergekomen : een granaatkartèts van 71 met metaalklank bij de ontploffing. Het is op den opvanger van den draadloozen telegraaf dat zij het gemunt hebben. Met twee mannen van goeden wil ga ik den mast neerhalen. Maar het is te laat. De opvanger is er af gfeschoten. Nu komen er granaten van 13. Het vuur is dit-maal niet slecht ; 't is waar dat het, fort een mooi doel vormt ! Maar de uitslagen zijn totaal onbeduidend. Veel gerucht voor niets; men maakt zich zelfs niet ongerust. Dan plots gaat er een droge knal door de lucht; onzekoepels schieten hun eersten granaat af! Het veroorzaakt eene ware vreugde in het fort, te weten dat men de Moffen antwoordt. Wij wareii reeds woedend omdat Koningshoyckt Tôôr ons had geschoten. Ailes saam genomen is het een goede dag; ailes gaat goed. Men is gelukkig op zijne beurt te kunnen werken. Nog geen de-minste onrust, ofsehoon de offieieren het voorzichtig hebben geoordeeld de kamers in het midden-massief te ontruinien, dat niet stevig genoeg schijnt. Wij ■verhuizen naar het kleine lokaal dat tôt mess diende. Te rekenen van nu af aan slapen wij allen op stroozakken, op den grorid. 2gm September. — Het brave vrouwtje uit Lier, dat ous iederen dag onzen voornaamsten maaitijd bracht, komt geheel ontzet, en dat voor den laatsten keer. De stad wordt hevig gebom-bardeerd ; het wordt eene opeenstapeling van puinen; de goede vrouw is besloten te vluchten; zij weent terwijl zij afscheid van ons neemt. Het fort, dat ook heden beschoten wordt, heel't niet veel geleden. Het moraal. blijft goed. Slechts des avonds, als wij per telefoon verne-men dat Sint-Kathelijne-Waver, verpletterd oi • der de raonstergranaten, nog slechts een hoop puinen is dien men heeft moeten ontruimen, ûeel't de ontroering zich van ons meester ge-maakt. "Wij zijn terneergeslagen. Instinctmatig wenden de blikken zich naar het gewelf van de lokalen. als om te vragen : Zullen zij weerstand bieden ? Van af dit oogenblik kennen wij ook het onverbiddelijke aritwoord reeds. Wij wistén dat het fort tôt eene zekere vernieling gedoemd "Was; dat eene onbekende dood op ons loerde. En het was daarom dat kolonel Doneux deze zware stilte verbrak, om ons met lage stem, maar waarin geene trilling te bespeuren was, te zeg-gen : « Vooral, geen woord van dit ailes aan de mannen. » Vrees niets, kolonel, ieder van ons heeft be-grepen.Maar tarwijl ik dien naeht op mijn stroozak lag uitgestrekt, lieb ik geen oog kunnen dicht doen. 3oen September. — Na den akeligen doods-angst, die mij gisteren het hart beklemde, zal ik heden, ondanks mijzelve, mijne eerste grpote ontroering beleven. Zooals gewoonlijk ben ik van boven op den dwarswal, op het mMden-massief gegaan, om de trachten iets van het vijandelijke vuur waar te nemen en te ontdek-ken van waar de schoten komen die op ons ge-richt zijn. Maar ik zie niets. Ik kom den grooten trap afgedaald en richt mij naar den zijdelingschen uitgang. Plots, als ik in het midden gekomen ben van den gang die er naar toe voert, doet een ontzettende knal geheel de kazerne daveren. Het is alsof de trap achter mij is ingestort en de gewelven mij ophethoofd gaanvallen.Een regen puin komt overal rondom mij neer ; ik ben met eene wolk stof bedekt. De eerste granaat van 420 heeft het fort getroffen; hij kwam juist op het middenmassief neer. Ik bevoel mij zelf eens, proest het stof, en slaak een zucht van verlichting als ik vaststel dat ikniet getroffen ben. Ik mag van geluk spre-ken. Zonder de rest af te wachten loop ik naar het geschutbureel, waar iedereen mij reeds onder de puinen bedolven dacht. Anderen waren helaas ! niet zoo gelukkig geweest als ik zelf ! Dit maal is het ernstig ; men heeft het op ons gemunt. Aile zes minuten. met mathematische -regelmaat, ontploft er een nieuwe granaat met oorverdoovend geraas, en komt bijna teikens het middenmassief treffen. De woede maakt zich van mij meester bij het gedacht dat in mijne kamer, gelegen op het eerste verdiep van de kazerne, en waar mijne kleederen en andere voorwerpen gebleven zijn, ailes gaat verwoest worden. Ook wil ik. als het bombardement schijnt te hebben opgehouden, of ten minste wat verminderd is, er zekerheid van hebben. Ik ltlim naar de verdieping ; de trap bestaat gelukkiglijk nog. Maar Op het portaal gekomen, is het onmogelijk den gang door te komen die naar mijne kamer voert. Over geheel de lengte. wordt ik door een reusachtig gat tegen gehouden. Ik wil noclitans verder ; het is een hardnekkige wil dien ik mij zelf niet uitleggen kan ; ik moeit de enkele gedenkenissen hebben die ik van huis lieb medegebracht : de brieven die mij duurbaar ziju, de portretten van de vrouw en de kleinen. Met de hulp van een onder-officier breng ik eene ladder die ik over de ga-pende holte plaats en geraak er over. Als door een wonder is mijne kamer ongeschonden gebleven. Haastig neem ik zoovel mee als ik dragen kan, maak er een pakje van en wil heengaan langswaar ik gekomen ben... Plots blijf ik ter plaats genageld. Het bloed welt mij naar het hoofd. Met een gelUid dat kiinkt als een uit de verte aanrollenden trein, eerst nog vaag maar dat met angstwekkende snelheid nadert, tôt het mij de ooren verdooft, B? M blijf} s» dslcn De neerîaagder DuitschersvôôrVerduin, heeft tôt eene nieuwe daliug van den mark aanleiding gegeven. Sinds het berucht offensief, gelden 100 mark slechts 93 fr. 25, te Geneve. In de Vereenigde Staten, waar de Duitschers geen trukken kunnen gebruiken om hem te doen stijgen, zijn de 100 mark gevallen op 12 13/16. Nooit heeft de mark zoo laag gestaan sinds het begin van den oorlog. Naar de mededeeling, als bijlage van het laatste bilan derReichsbank, hadDuitschland gedurende de laatste week van Februari nog eene aanden-lijke sorn goud in het buitenland uitgevoerd; het meende alzoo * daling van den niçrk te keer l» «aan. hoor ik de granaat aankomen... Eene verschrik-kelijke ontploffing, vlak nabij, doet heel de kazerne, die opnieuw getroffen is, trillen. Een hevige schok werpt mij ter aarde. Ik heb de oogen gesloten ; ik heb gemeend dat de dood inderdaad langs mij heen ging... Maar neen ; ik sta nogmaals ongedeerd recht ; dan, strompeîend over de overblijfsels, die hier overal rond gezaaid liggen, vlucht ik weg, en met ik weet zelf niet welke halsbrekende kunststukken, geluk ik er in het geschutbureel te bereiken. Daar gekomen bevoel ik mij zelf, als was ik verwonderd nog in leven te zijn. Plots bemerk ik dat ik met ledige handen ben terug gekomen : mijne brieven zijn onderweg gebleven. Maar de kolonel, die reeds ernstig voor mij is bevreesd geweest, verbiedt mij er achter op zoek te gaan. Eu de tranen van Woede kwamen mij in de oogen. Oh !'die smerige Moffen, hoe haat ik ze! Boein ! Ditmaal is het juist boven ons dat er een projectiel ontploft. Met werktuigelijke beweJ ging, hebben wij alien, in het geschutbureel, het hoofd ingetrokken. toen wij het akeiige gekraak vernamen. Het gewelf is onder het geweld gebarsten. Maar daarbij is de schadf ook gebleven. 't Is een flink gewelf! Wij mogen iiet wel dank zeggen ; anders lagen wij hier a lien verpletterd... Welke schade en welke kuilen. Die, geslagen door den granaat die daar zoo juist is ontploft in het grondwerk dat het geschut-' bureel bedekte, meet minstens 8 meters diameter. Als het gewelf weerstaan heeft is het dank aan deze diclite aardmassa. Nog iets dat wij dienea te danken. Ook aan dezen grond ^ijn wij lie* leven verschuldigd. Vôôr de keukens, aan het hoofdfront, is de binnenplaats geheel omgewoeld. Hier en daar ziet men waterplassen in die reusachtige gaten. Vôôr het geschutbureel heeft de ontploffing van een 420ger de groote geplaveide binnenplaats in een reusachtigen kuil veranderd ; ik wil bera meten en vind dat hij niet minder dan 12 meters middeliijn telt. Wat de borstweringenbetreft, die mij in mijna hoedanigheid van commandant van de fusiliers bijzonder belang inboezemen, zij zijn geheel omgewoeld. Er bestaan zelfs geene profielen meer. Maar dat zal mijne schutters niet beletten, plaats te nemen, als er een aanval moest plaats grijpen, zooals na dat helsche bombardement te ver wachten viel. Wat vreemd is, ik gevoel geene vermoeienis. Dat is nu toch reeds twee dagen en twee nachten dat ik haast niet geslapen of niet gegeten heb. Ik heb eene beschuit in den zak waar ik van tijd tôt tijd een stuk af bijt. Maar ik heb geen hon-ger. Anderzijds is het volstrekt noodig dat ik lieen en weer loop, met iets bezig blijve, dat ik bewege om mijne zenuwen te stillen. Al de offieieren verkeeren in dezelfde stemming. Luite-nant-koîonel Doneux geeft overigens het voor'' beeld van den weerstand en de bedrijvigheid. Overal bemerkt men zijn levendig figuur. Zoo juist heb ik hem ontmoet terwijl hij, evenals ik zelf, een van de reusachtige kuilen-bekeek.die ons onweerstaanbaar schijnen aan te trekken. De kolonel deelt mij eene inlichting van een vliegenier mede, die hij zelf juist beko-men heeft. De stuklten die het fort zoo stelselma-tig vernielen zijn opgesteld te Boort-Meerbeek, op 14,800 meters afstand van ons. En onze beste kanonnen kunnen juist 8,400 meters ver vuren. Wij hoeven elkander niets te zeggen, om te weten welk een wanhopigen indruk van vol-strekte machteloosheid zich van ons heeft meester gemaakt. Wat kunnen wij inderdaad doen» tenzij vastberaden het einde af te wachten, en slechts uit al onze macht trachten er het uurvan te vertragen. Op Gods genade, dan maar ! Tegen het vallen van den avond, daar ik mij voor een oogenblik alleen bevind, neem ik mija brandend hoofd tusschen de handen, en denk aan de mijnen. Op dit oogenblik heb ik als de zekerheid dat ik ze nooit meer zal weerzien. De1 geheele afzondering, waar wij in leven, vermee-dert deze akeiige stemming nog. Wij weten niets van wat er rondom ons omgaat ; al de verbin-dingen met de buitenwereld zijn afgebroken ; wij zijn als schipbreukelingen op een eiland dat la>:gs aile kanten te midden van den storm staat en ùat de zee ieder oogenblik verzwelgen kan. (Wordt voortgezet.) 14 Maart 1916 Nnmmer 238

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks De legerbode behorende tot de categorie Oorlogspers. Uitgegeven in Antwerpen van 1914 tot 1940.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Onderwerpen

Periodes