Het tooneel

840 0
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1918, 08 Juni. Het tooneel. Geraadpleegd op 20 mei 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/804xg9g372/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Het Tooneel 3« Jaargang Nr 39 8 Juni 1918 Beheer en Redactie : Kerkstraat, 13, Antwerpen 15 Centiem JOSINE A. SIMONS"- MEES. BEN MEKKWAARDIGE VROUW. Josine A. Simons-Mees Tooneelspelen : «Twee Levenskringen» ; «Van Hoogten en Vlakten» ; «Een Moeder» ; «De Veroveraar» ; «Atie's Huwelijk» ; «Sint Elisabeth»; «Zijn Evenbeeld»; «Kas-bloem» ; «Een Paladijn» ; «De Nimf» ; «Het Einde» ; «Le-vensstroomingen».Een van de heerlijkste verschijningen in de too-neelletterkunde van de laatste jaren. — Uiterst streng persoonlijk, aristocratisch fijn, door en door echt is haar kunst. Begaafd met een buiten-gewonen aanleg in strenge objectieve opmerking heeft ze zich reeds van haar eerste stukken af los kunnen maken van vreemden invloed, en een eigen weg gevonden, dien ze nu bewandeld met de kal-rae zekerheid van een zelfbewust kunstenaar-schap.Hier is ze niet gekend. Slechts één enkele maal zijn we in de gelegenheid geweest om één van haar stukken («De Nimf») van het tooneel af te hooren spreken en te kunnen toejuichen, toen voor eenige jaren een Hollandsch gezelschap uit-genoodigd was op een kunstfeest. Het werk be-viel uitermate goed en bekwam een reuzensuc-ces.Ook in haar werken ligt een strekking, maar deze wortelt niet in konflikten, die voortspruiten uit botsingen van personen met uitgeleefde, ver-sleten, valsche maatschappelijke instellingen en toestanden, zooals dat altijd het geval is bij Heijermans, meestal bij Ibsen, Hauptmann, Shaw, en de nu laatst op het voorplan getreden Fabri-cius, wier helden zich ongelukkig of weerspannig voelen of gaan voelen onder den klauw van een van die toestanden, waarbij de schrijvers, hoe diep menschelijk echt ze hun helden ook teekenen deze toch maar gebruiken als middel, om dcn toestand te ontleden en duchtig te hekelen. Bij Mevr. Simons - Mees zijn de menschen doel : \vaar terrein van actie is het karakter van de menschen - zelf. Zoo wordt haar kunst wijsgee-rig bespiegelend. De konflikten spruiten voort uit den aard, het karakter of de verlangens van de personen, meestal in strijd met zichzelf, bij uitzondering met hun omgeving: 't Is een plicht, dien ze meenden zichzelf te moeten opleggen, — maar waaronder ze nu lijden; of een waan van zelfbegoocheling, dien ze, ondanks aile innerlijke kracht, toch voelen wegsmelten, tôt eindelijk, fa-taal, de ware mensch zijn rechten opeischt, wat meestal gepaard gaat met een bittère desillusie, waarin de schrijfster soms een allerhoogste tra-giek bereikt. Te vergeefs zoudt ge ergens zoeken naar een theorie of de vooruitzetting van een levenswijze of een levensziening. Nergens kunt ge zeggen : Kijk! hier hebben we 't standpunt van de schrijfster... Het zijn menschen, die hun leven uitleven hun eigen leven, gevolg van hun eigen hoedanig--heden en hun eigen gebreken. Trouw naar het leven gaat de teekening voort, nergens vraagt de schrijfster, dat ge a of b zoudt aannemen; nooit wordt er verlangd, dat ge u op een bepaald standpunt zoudt plaatsen, omdat haar werk enkel ver-staanbaar is met een visie van grooteren of klei-neren gezichtshoek; met veronderstellingen houat ze geen rekening; geleidelijk komt ze tôt een ont-knooping, die altijd menschelijk, daarom niet altijd logisch is. Want hoe groot haar intellect ook moge zijn toch blijft ze altijd vrouw. Dat maakt haar kunst zoo stemmig fijn,en haar figuur zoo beminnelijk. Al haar personages zijn gevoelsmenschen... Dit gezegd als antwoord op sommige critici, die haar wilden neerhalen door naar onder Ibsensche voog-dij te stellen. Haar menschen handelen naar hun gevoelen, en 't gevoel beheerscht heel hun leven. Juist daarin ligt de groote persoonlijkheid van de schrijfster en juist daarom staat ze alleen. tusschen al haar tijdgenooten-dramaturgen, is ze helden meestal intellect - menschen zijn. Met vrouwelijke teederheid, zacht van lijn en van kleur zijn de personen geteékend. De ontle-ding is niet pijnlijk. Ze doet niet rillen en ijzen zooals bij Ibsen. Objectiever, meer- fijner - artis-tiek aangelegd dan de Noorsche dramaturg, is ze vrij van zwartgallig pessimisme, en, als ze geen hel licht laat schijnen in de tragische diepten van haar menschenziel - ontledingen, is het in ie-der gevâl toch een weemoedig zonnestraaltje. Ons- doel kan hier niet zijn een uitgewerkte stu-die te leveren van het zoo uitgebreide werk van Mevr. Simons - Mees. Met een paar algemeenhe-den moeten we ons tevreden stellen Het eenige wat we verlangden datwas: de aandacht op haar vestigen. In literaire middens is ze natuurlijk ge-kend, maar ze verdiend meer dan eenig ander tôt het groot publiek te worden ingeleid, temeer, c/aar haar werk ook fel indruk maakt bij de le-zing.Gedurende de drie verloopen jaren heeft het publiek te Antwerpen reuzenschreden vooruitge-daan in zake-tooneelopvoeding, de smaak is gelou-terd, maar de verlangens dan ook verhoogd. Daarom verwondert het ons, dat het bestuur niet één enkel maal met werk van deze bewonderenswaar-dige schrijfster voor het voetlicht is durven ko-men. We kunnen, alhoewel niet «de», toch «'n» oorzaak gissen: Er is in Holland veel kwaads geschreven over het werk van Mevr. Simon3 - Mees; veel goeds ook, maar de meening van de kritiek was fel uit-eenloopend, en dan wordt er misschien wel veel ftioed en een groote dosis kranig initiatief ver-eischt van een bestuur, om zoo iets op persoonlij-ke meening en durf aan te pakken en aile scepticisme in de mand te smijten. Er werd gebazeld en gefrazeld, dat de stukken niet tooneelmatig waren, dat ze van op tooneel niets «deden», dat Mevr. Simons - Mees beter sla-gen zou, of althans, dat het werk voor haar dank-baarder zou zijn, als ze b.v. den romanvorm ver-koos en dies meer; onschuldige en verontschuldi-gende woordekens, pogingen om het werk —, dat eigenlijk geen vaste steunpunten aanbood voor een totaal afbrekende kritiek, slechts één gebrek had^ dat het nieuw was — zonder veel omslag opzij te schuiven. Geen spannende intrigue, en toch boeiend, geen scènes - à - faire en toch vol tragiek, geen opgeblazen deklamatie van vooruit- fezette principes, en toch een dialoog die u vast-oudt... Nou! Wat is dan eigenlijk het tooneel van Mevr. Simons - Mees ? Het werk van Mevr. Simons - Mees is een steen in een kikkerpoel en daar ligt de oorzaak... On-çelukkiglijk voor haar is het slechts de tijd, die 3e huilerigste kwakers tôt zwijgen kan brengen. Voor een raskunstenaar is dat van weinig belangr die heeft het meest genot als hij aan het werk -2elf bezig is en stoort zich heelemaal niet aan de neening, die een ander er belieft op na te hou-ien: daarvoor is het geloof in zijn werk te groot; naar voor ons, buitenstaanders, is het een plicht let schoone op te diepen en te verdedigen dat loor de vreeselijke macht van een boel letterkun-h'ge kransjes werd neergetrapt. Mevr. Simons - Mees doet niet aan zelfrekla-ne. Bij-interviews is ze heel sober met werk - be-5preking... Geheimzinnige of diepzinnige kunst -;heorieën schijnt ze er . heelemaal niet op na te îouden; haar levensloop was niet vol avonturen, >ver het ontstaan van haar werken loopen geen 'antastische anecdotes en dat maakt haar per-oonlijkheid weinig aantrekkelijk voor het zoo op ■eklaam - verzot Hollandsch publiek, dat haar :eest heelemaal niet verstaat en dus haar kunst il evenmin. Mevr. Simons - Mees heeft geen «Hollandsche» reest. Ze is hem ontgroeid en kan hem met kri-isch objektief oog beschouwen. Ze ontleedt hem n twee faktoren: 1. de mensch zooals hij is, met enmees&tl hartstochtelijk hart, dat zijn rechten peischt : 2. zijn Hollandsch ascetische verkap- ping, die hem verknoeit, waaronder hij lijdt en hijgt, en die hij toch ééns, ondanks ailes, zal af-werpen. In het werk van Mevr. Simons - Mees \ krijgen wij een duidelijk beeld, ik zal niet zeggen van de valsche, maar in ieder geval van de Hollandsche onnatuurlijke,opgelegde schijnvroom-heid, die de menschen belet zichzelf te toonen zooals ze zijn. ■ Wat er ook mag beweerd worden: Mev. Simoris-Mees geeft de Hollanders een klap in 't gezicht, en daar ligt de oorzaak, dat haar werk met tooneelmatig is. .. . Haar werk is één satyre, fijner, mooier, artis-tieker dan één comedie van Shaw, die zijn suc-ces dankt aan rake, snedige, hyper - vernuftige, maar in ieder geval toch maar op klatergoud -achtige wijze voorgestelde waarheden- of para-doxen. Ze vlijmt en ze ontleedt, misschien dieper dan Ibsen, màar niet met bitter sarcasme, eerder met een weemoedigen glimlach. Mevr. Simons - Mees geeft een beeld van haar volk, van haar maatschappij, van haar menschen, en als dat zal begrepen zijn, zal ze herkend worden als éen van de grootste hedendaagsche dra-maturgen — maar misschien zal ze ook aan den lijve ondervinden, hoe ongelukkig het is voor een literair talent burger te zijn in een kleine natie. Onpartijdig tegenover haar werk kan maar alleen een buitenlander staan en daarom mogen we overtuigd zijn, dat haar werk beter in Vlaanderen dan in Holland zal begrepen worden. Wij zijn hartstochtelijker van aard, losser van moraalbe-grippen; puriteinen zijn hier witte raven, zelfs in de wereld waarin Mevr. Simons - Mees' stukken spelen. Zooals zij ons dat leven suggereert nemen we 't aan, omdat we onze pudeur niet be-hoeven te verdedigen.. zonder-vrees voor kwetsu-ren in eigenliefde, in nationalen trots of nationale moraal. 't Zou een heerlijke daad zijn van ons bestuur als het die merkwaardige vrouw bij het publiek wilde doen kennen, en ons inziens zou de taak het dankbaarst zijn met een opvoering van «Sint-Elisabeth», volgens velen haar diepste, m ieder geval éen van haar best scenieke, eenvoudig, sterk van bouw met 'n prachtige psychologie, en waar-voor ons gezelschap over een gedroomde bezetting beschikt. . WILLY. InenomdeSchouwburgen NOG OVER ONZE «VLAAMSCHE OPERA». — Verleden week. Woensdag of Donderdag heeft heer Fontaine aan het College schriftelijk laten weten, dat hij zijne vraag voor het bestuurschap van de Vlaamsche Opéra tijdens den oorlog, in-trok totdat gunstiger omstandigheden of voor-waarden zich mochten voordoen. Hij meldde in zijn schrijven dat hij de balans van een eventuee-le exploitatie in de beste voorwaarden had opge-maakt, met de geringste uitgaven en de beste in-komsten, en tôt de slotsom was gekomen dat met . het opvoeren van degelijk nationaal en ander kunstwerk, zonder subsidie en het betalen van de verzekeringspremie en de machinisten, zijne onrlerneming fataal financiëel schipbreuk moest lijden. Verleden Vrijdag was er op initiatief van hee-ren Pol de Mont, Emmanuel de Bom en Smeding eene vergadering belegd waarop belangstellen-den in de wederopening van de Vlaamsche Onera uitgenoodigd waren. Ook heer Fontaine was op die vergadering aanwezig. Na eene langdurige gedachtenwisseling, waarbij medegedeeld werd clat meerdere vermogende medeburgers bereid waren een consortium te vor-men dat de exploitatie van de Vlaamsche Opéra geldelijk wenscht te steunen, werd besloten een smeekschrift te zenden aan het College, ondertee-kend door literatoren, artisten en notabelen, ver-zoekend de stedelijke overheid het directeurschap te verleenen aan heer Fontaine, mocht deze er toe besluiten eene nieuwe aanvraag te doen ge-worden aan Burg-emeester en Schepenen. Heeft heer Fontaine nu eene nieuwe vraag ge-stuurd? Wij gelooven het niet. Bij het ter per-! se .gaan hebben wij nog niets vernomen van het vernieuwd aanzoek. Zal de zaak daar bij blijven?" Dat valt te be-twijfelen. Mocht heer Fontaine van het directeurschap bepaald afzien, dan is het niet onmogelijk dat een ander ondernemend man zich op rang stelt. Afwachten is dus de boodschap. DE DOODE. Zooals wij het verleden week aan-kondigden, zal het prachtig mimodrama van Camille Lemonnier in open lucht vertolkt worden, en dit op 28 Juli aanstaande, in den tuin van de IConinklijke Harmoniemaatschappij. «UFFRA BEULEMANS GAAT TROUWEN». — De moeilijkheden, die de opvoering van de lie-ve operette «Uffra Beulemans gaat trouwen» ver-hinderden, zijn thans volkomen uit den weg ge-ruimd. Denkelijk zal dit lustig spel reeds na «De Gescheidene vrouw» vertoond worden. Mevrouw jRuysbroeck - Tenvoorden, de gewetensvolle artiste van den Kon. Ned. schouwburg werd door de directie van de Scala verbonden om de roi van Mev. Beulemans, een harer grootste successen, te vervullen. «DE GESCHEIDENE VROUW». — Deze ver-maarde operette werd in 1911 in de Scalaschouw-burg met veel succès_ vertoond. Toenmaals ver-tolkte Mej. Bella Alkins, die hier zulke heerlijke herinneringen naliet, Gonda Pragor. — Naast haar traden op de heeren P. Van den Eynde als Karel Van Lysseweghe, F. Van den Bosch als Lu-kas Deesteldonck, Aug. Kind als Zaagmeel, Fr. van Aerschot als Scrob. Heer Schollaert inter-preteerde de kleine roi van huissier, thans aan hr Dries toevertrouwd. Alleen heer Gaspard Van den Hoeck blijft in het werk dat hij reeds in dien tijd vervulde. HEER VICTOR NEUTGENS trad met veel bij-val op te Leuven als Piquillo in «Périchola». HEER PIET JANSSENS was eenige dagen ta-melijk erg ongesteld zoodat hij zijn kamer niet kon verlaten. Met genoegen vernamen wij dat zijn toestand echter snel verbeterd is. OOK MEVR. DILIS, onze groote actrice, was deze week nogal zwaar ziek. Wij wenschen haar een spoedige en volkomëne genezing. MEV. LAUSANNE werd andermaal ongesteld. Op staanden voet werd zij vervangen door Mevr. Angenot. Nietegenstaande dit bleef deze artiste haar roi Nichotte behouden, wat een paar coupures vergde. MEVR. DIERCKX. — Mevr. Dierckx, die met zooveel bij val «Betteken» in «Peer de Koster» in-terpreteerde, werd te Leuven verbonden om in den Alhambra - schouwburg de titelrol te vervullen in «De Kuische Barbara». Gust Janssens, uitgever, Kerkstraat, 13, Antwerpen ELKE WEEK verschijnt bij mij minstens één f Ct 1 1 vlaamsch boek. Zooeven kwam van de pers. "Hamlet,, "De Koopman van Venetië,, en "Driekoningenavond,, Drie vertellingen naar William Shakespeare door Prof Albert tiielen (Uitgave "Onze Leestafel,,) Prijs : fr 0.15 Aide in "Onze Leestafel,, reeds verschenen werken zijn te bekomen in het huis Tietz, Meirpl iats, en hij al e Boek- en Gazei verkoopers van Vlaamsch België. Jan Dilis ii. Jan Dilis toonde zich steeds een geestdriftige liefhebber van de kunstomreizen tijdens de zo-mermaanden. Schilderachtig was de lichte tent, onder de gulden zonnespettering, afgeteekend op den groenen, zacht ruischenden bladerenwand der verwijderde boomen! Vaak tuurde men droomerig naar de roodpannen of strooien daken der huize-kens en naar den lichtblauwen, spitsen kerkto-ren tegen de heldere lucht. Zoo bezocht men tal-rijke merkwaardige, schoone dorpjes in Vlaanderen, en meer nog, die in Holland, vooral gedurende de kermisdagen, wanneer de dorpelingen in een opgewekte uitgelaten stemming waren... Wat al vermakelijke avontuurtjes leverde dit zwerversle-ven niet op! En er werd vaak gui gelachen met luimige, leuke moppen, tijdens de rusturen in den namiddag, wanneer de artisten gezellig te samen zaten. Wel beleefde men bijwijlen een tragisch moment, zooals te Hasselt, toen de tent ineen-sloeg en bij dit ongeluk bijna slachtoffers vielen, maar wat gaf dat! Eens het gevaar geweken ging het er nog lustiger toe dan voorheen. Nadat Jan Dilis zich van den Kon. Nederland-schen schouwburg, en dît in voile succès, vrijwil-lig teruggetrokken had, gaf hij nog enkele gast-voorstellingen in het Hippodroompaleis, in roman-tische, befaamde of beruchte spektakelstukken.als «Ben Leil», «De Kroegzangeres» en «De Twee Verstootelingen». Het nietsdoen schrikte hem af. Het koortsig ac-teursleven kon hij maar niet ontwennen. Daarom ondernam hij met een eigen gezelschap een tournée, en voerde gekende blijspelen op, zooals : «Mijn Papa 't Kamev'lid», «De Strijd om het Meesterschap», «Hun eerste Bal», enz.,te Hasselt, te Gent, te St. Niklaas, te Vilvoorden, enz. Bij het gezelschap van Victor Driessens kreeg hij veeï goede voorbeelden. De groote Vlaamsche acteur wist hoe hij de bezieling, die hem eigen was, in zijn elementen moest overplanten. — Ge moet niet schoon zeggen, drong de ver-maarde artist vaak op de lezingen van de stukken aan; tracht vooral natuurlijk te spreken, dàt is de hoofdvereischte!--- Het benaderen der hoogst mogelijke natuur-lijkheid was de voornaamste bezorgdheid van Victor Driessens. Te dien tijde sprong men nogal eigenaardig met de insceneering om. Zekeren keer toen Jan Dilis aan den regisseur Frans van Doeselaer naar de meest gepaste overgangen vroeg, kreeg hij tôt antwoord: «Loop heen en weder zooveel ge wilt!» En als naar gewoonte liet de spelleider de artisten op eigene hand herhalen. Geruimen tijd bleef Jan Dilis aan het theater ondergeschikte rollen vertolken, en eerst na het vertrek der heeren Van Zuylen en Lemmens naar Holland in 1882, werd ^em de interpretatie van meer belangrijke personages toevertrouwd... De directeurs evenwel hadden het juist temperament van hun acteur verkeerd begrepen, en zij droegen hem werk op, waarvoor hij, naar eigen meening, minder geschikt was. Inderdaad, men vond dat Jan Dilis in het ge-heel de man niet was om jo'nge rollen weer te geven. Oude typen en karakteri'ollen moest hij uitbeelden, jaren lang. Eerst op lateren leeftijd zag men in, dat hij juist de ideale artist was om de jeune-premierfiguren te interpreteeren. Jan Dilis vinden we weer in twee generaties van acteurs, en in de twee geslachten neemt hij een eerste rangplaats in. Hij was een der laatste | kunstenaars die het geluk beschoren was nog ge ruimen tijd te werken naast artisten als Mevr. Verstraete-Lacquet, de heeren Dierckx, De Somme, Van Kuyck . enz. ail en doordrongen van den hoogsten eerbied voor hun kunst. — Wat denkt ge over het nut der tooneelklas? vroegen we met ware belangstelling, daar heer Dilis een der zeldzame, nog levende acteurs was, die de lessen gevolgd had door den eersten lee-raar dier instelling: Jan Van Beers. — Ik begrijp niet, verklaarde hij, hoe sommige tooneelmenschen de vruchten van dit onder-wijs kunnen ontkennen. Stellig, nooit Avordt men acteur, wanneer men daartoe de stof niet in zich draagt. Het tooneelspelen is een ingeboren gaaf. Dank aan de schoolopleiding echter doet men heel wat kennis op, die later zeer veel vruchten af-werpt. Zij die nooit de klas volgden, en er dus niets van afweten, hebben de zwaarste vooroor-deelen tegen de instelling en roepen het hardst... Altoos bleef ik voor den talentvollen dichter Jan van Beers, mijn leeraar, den ' hoogsten eerbied koesteren. Die bevoegde kunstenaar gaf mij heel wat nuttige wenken, die mij nadien veel geholpen hebben. Zijn methode om verzen voor te dragen bleef ik altoos getrouw. Hij heeft meer voor den vooruitgang van het tooneelwezen verwezenlijkt, dan men zich wel voorstelt, en een aanzienlijk aantal van vermaarde actrices en acteurs werden door hem gèvormd. Jan Dilis leerde danig gemakkelijk. Slechts bij uitzonderlijke gevallen bestudeerde hij zijne rollen des avonds, wanneer de vermoeienis hem niet terstond deed inslapen. In den loop van den dag op onverschillige uren, vond hij meestal de gelegenheid om de woorden zijner personages te overzien en ze zich eigen te maken. Wat weinigen zich zullen herinneren is dat Jan Dilis begaafd met een frissche, helderklinkende lichte tenorstem, die door heer Joires op de mu-ziekakademie geschoold werd, met zeer veel bij-val in talrijke operetten zooals «De Klokken van Corneville», «De Hertogin van Gerolstein», «For-tunio's lied», e. a. optrad. Erkende mooizegger,creëerde hij mede de mees-te lyrische drama's. Zoo vinden wij hem weer bij de eerste opvoeringen van «Pelops», «Hippoda-mia», «Chai-lotte Corday», «Het Meisje van Arles», «Preciosa», «Egmont», «Parisina», enz. Zijn.hoogste geluk bestond in het uitbeelden van de tragedies van William Shakespeare. Hoe onvergetelijk prachtig teekende hij niet de figu-ren van «Romeo», «Jago», «Antonio», «Hamlet», «Julius Caesar», enz. Met noesten vlijt, maanden lang, had hij «Hamlet» op zijn eentje uitgediept. Toen het er op aan kwam, tôt de publieke interpretatie over te gaan, ontstond er een hevig verzet. Maar de door-drijvingswil van den artist kende geen toegeven, en na een warmen strijd verscheen de tragedie in 1886 toch op de aanplakbrieven. De triomf over-trof alle_ verwachtingen, en Pol de Mont, liet in «De Kleine Gazet» èen uitvoerige bijdrage ver-schijnen, die we hier fragmentarisch overnemen, daar zij naar juiste waarde het talent van den artist omlijnt. x «Fortuna begunstigt de stoutmoedigen! » Het is mij onbekend, waarde Dilis, of gij, bij het betreden der tooneelplanken, waarop zich,gis-teren avond, de aangrijpende gebeurtenissen van Shakespeare's meesterwerk ontrolden aan deze gouden spreuk der Ouden gedacht hebt. » Wat daarvan ook weze, en wat al schitterende bewijzen gij, ondanks uwen jeugdigen leeftijd, ons van uw zoo rijk en veelvuldig talent moget gegeven hebben, dit ééne is zeker, dat het een waagstuk was, waarvoor meer dan een, ook van de allerbesten, zou terugdeinzen, van het somber-ste en diepzinnigste van Shakespeare's drama's, de heerlijke, maar buitengewoon moeilijke hoofd-rol^op u te nemen. Edoch, laat ik het niet ver-zwijgen, het publiek, vooral dat meer ontwikkel-de, fijner bezintuigde publiek, dat ons Woens-dagvoorstellingen placht te bezoeken, stelt zulke ondernemingen op prijs;het weet onder dien jeugdigen iever de groote liefde te ontdekken, wel-ke gij voor uwe kunst gevoelt; — op voorhand reeds zond het u, lang voor uw eindelijk optre-den, zijn bestgemeenden gelukwensch toe. » En dat het publiek zich in zijn vooruitzicht niet vergiste heeft de glansrijke, roemvolle uit-komst van gisteren ten voile bewezen: herinner u de waarlijk godsdienstige stilte, die in des schouwburgs tempelhallen al de bedrijven en ta-fereelen door, heerschen bleef; denk aan de onaf-gebroken belangstelling, waarmede verscheiden honderden personen de geheele ontwikkeling van . het drama, doch vooral het doen en laten van Hamlet - Dilis volgden; roep u dien storm van toejuichingen te binnen, die u na de voornaamste tooneelen tegendreunde, en... wees er fier en trotsch>op, Dilis: dat ailes hebt gij ten voile verdiend ! » Ik wil mij niet bezighouden met dé vraag, in hoeverre uwe vertolking van Hamlets dramatisch karakter bij de vertolking waaraan Irving, Bar-nay, Possart, Salvini, Rossi of anderen hunnen naam gaven, daalt of stijgt... Om dat te doen, diende ik u. zeker, enkele min aangename, doch ook vele zeer vleiende dingen in het oor te fluis-teren, en noch tôt het eene noch tôt het andere heb ik lust. Des te luider wil ik er u geluk mee wenschen, dat gij, aile neus- en waanwijze uitleg-gingen van schoolsche commentatoren terzijde la-tend, alleen, om tôt eene goede opvatting van Hamlet's innerlijk wezen te geraken, bij uw echt Vlaamsch gezond verstand en uwen onvervalsch-ten natuurzin zijt te rade gegaan. Gij hebt Sha-kesneare gelezen, zooals hij zelf zou wenschen, dat men het doe: niet door den bestoven bril van droge kamergeleerdheid, maar met het oog der altijd frissche poëzie aan de eene, der kerngezon-de menschelijkheid aan de andere zijde! — Zal men beweren, met Voltaire en anderen, dat Hamlet vanaf het tweede bedrijf krankzinnig, met Hugo, dat hij een soort van slaapwandelaar is ?... Moet men aannemen, met Guizot en den tooneel-speler Rossi, dat Hamlet is een algemeene men-schelijke type, waarin de dichter verpersoonlijkt heeft: «ce malaise douloureux, ce trouble profond qui ^orte dans l'âme une si sombre et fausse appréciation des choses en général et de l'homme lui même, et qui appartient à des temps de vie molle et d'une excitation morale à la fois vive et oisive», of zal men, met Salvini, den Deenschen prins tôt een tragischen schrikverweldœnden Al-cestes maken? Gij hebt beter gedaan!... Op he* voetspoor van Wilhelm Meister hebt gij de ver-klaring van zijnen aard en inborst gezocht in de omstandigheden, waarin de jonge vorst leeft en handëlt, en gij hebt van Hamlet gemaakt wat hij, volgens Goethe, en na hem volgefis de meeste Shakespeareologen alleen wezen kan : een teer-bewerktuigd, helderdenkend en edelmoedig jonge-ling, doch, tienmaal te zwak voor de onmensche-lijk zware taak, die het noodlot hem heeft opge-legd. — Teerbewerktuigd — uw Hamlet was het, geheel het drama door, in zijnen vertrouwelijken omgang met den verkleefden vriend en makker Horatio; helclerdenkend; en — bij God- ailes be-halve een zinnelooze dwaas — uw Hamlet was het, waar hij al de plannen van zijnen vijand Claudius en van deszelfs trawanten, bij den eersten oogopshag doorstaarde; edelmoedig, hij toonde het te zijn én tegenover de groote schim des vaders, én tegenover den verraderschen Laértes zelven. » Ook zijne besluiteloosheid wist gij met pas-sende kleur te malen: Hamlet keert en wendt zich naar aile richtingen heen, breekt zich het hoofd met allerlei kwelgedachten, wil nu eens voor-waarts, dan weer achterwaarts, handelt niet een enkele maal uit. zich zelven, steeds dan alleen als . de domme kracht der omstandigheden er hem toe dwingen — dit deed ook uw Hamlet, en daarom ; juichten wij u toe! » Dat er zwakke oogenblikken in uw spel wa- « ren, evenwel als er gebreken m het letterkundig gewrocht zijn, wie zal het loochenen? Doch, met welke puike grepen vergoeddet gij ons die kleine tekortkomingen ? Laat mij u ronduit verklaren, dat uw geheel spel, houding, gebaren, toon, uit-drukking des gelaats en al, in de beroemde too-neelen: Hamlet gedurende en na het intermezzo van Gonzago, Hamlet in de kamer zijner moeder, de tweespraak van Hamlet en Ophelia», onverbe-terlijk mocht heeten. » Ook in het wonderbare monoloog. Te zijn of niet te zijn, munttet gij uit. Dat was wel de in zich - zelfgekeerdheid van dengene van wien Hugo zeer wel schreef: «c'est à travers une couche de songe qu'il sent, comprend, apprend, perçoit, s'irrite, se moque, pleure et raisonne». En geestdriftig besluit Pol de Mont aldus zijn vleienden open brief: «Welaan, gij hebt ons nu bewezen, dat de vraag van het «to be or not to be» uwer kunst voor u al lang bevestigend werd beantwoord : vooruit nu, naar nieuwe overwinningen gestreefd! Deze te behalen is uw recht en plicht beide: uw recht, om uw talent, uw plicht, omdat ons volk behoefte heeft aan mannen, die het voor hooger en reiner kunstgenot vatbaar maken. » (Slot volgt). JAN DE SCHUYTER. /5, jlnnèessensstraat, 15 Concert Aantrekkelijkheden Dansen De Vlucht der Saksische Kanarievogels VI. Snepvangers dacht aan den langen weg,zag weer naar den roodkruistrein en had een gelukkige in-geving. Wie weet was daar geen plaatsken te veroveren! Met geld en schoon woorden bekomt men veel... Zij kwamen op het perron, de trein floot en voor zij het precies begrepen, waren zij in het gedrang opgestuwd in een wagen, tusschen opgetimmerde brancards. — Ge moet maar uit uw oogen zien, zei Snepvangers voldaan, hier is het beter dan in een kelder. Madame kreeg een plaatsken naast een dienst-meisje met witten voorschoot die ongeschilde ap-pelen at. Mijnheer nam zijn valiesje als schabel. — Geef nu maar een boterham, Moeder, zei hij opgewekt. Zij stak haar taschje naar hem uit. — Wat is dat? — Mijn korfken met eten, zei ze. — Wat? In haar onthutstheid had zij het leege eier-mandje meegenomen... — Neem een appel, Madame, troostte de meid. — Wel ja, lachte Snepvangers en nam een appel, geef dat ding hier, dat kunnen we toch niet meesjcuren. Hij wierp het korfje in gevlochten ijzerdraad uit het raampje, zag een vlieger toeren boven den Polder en menschen langs de wegen trekken, een zwarte zwerm gelijk. — Die arm beestjes klaagde Madame. — De beestjes? bedacht de meid. — Ja, de kanarievogels! De meid verslikte zich in haar appel, beloerde gichelend de suffe vrouw. — 't Is niet om te lachen, zei Snepvangers ge-belgd en knabbelde aan het klokhuis. Een burgerwacht in uniform met slappen hoed op het hoofd vertelde luidop zijn wedervaren.. Hij had den nacht op de wallen dienst gedaan en de bommen zien neerslagen. De kapitein en zijn compagnie waren afgetrokken en hadden hem vergeten. Aan elk station hield dë trein stil en kropen er nog menschen in de stampvolle wagons. Zij zaten nu tôt op den tender, en men hoorde hun schoenengebons boven het hoofd. Het duurde uren en uren. Plots werden de raamkens neergelaten en een gejuich steeg uit den trein. Mijnheer jubelde mee. — Is 't gedaan? vroeg Madame. — Wij zijn over de grens,zei Mijnheer en stak een sigaar op, ik hoor geen kanon meer!... — Mijn appelen zijn op, meldde de meid. Klokslag vier uur stond de trein stil op het rangeerterrein te Rozendael. Met gestommel en lawaai trokken de vluchtelingen over de banen, door ondergrondsche gangen en stonden plots voor het station op een open plein vol menschen, vol luidruchtige Sinjoren. — Wel, wie dat we daar hebben, riep een man. 't Was de Verdierenpikker die verheugd en op- gewonden, de handen vooruit, op hen toetrad. — Toch ook weggetrokken ? — Dat geloof ik wel,verontschuldigde zich Snepvangers ^ heel het Zuid ligt plat. — En de kinderen die daar in een kelder zitten, griende Madame. — 't Is dom zoo uw schoon leven te riskeeren, zei de Verdierenpikker. — Ja, blufte Snepvangers, ik was toch ook ge-bleven, al was het maar voor mijn kanarievogels, maar ik wou mijn vrouw ^edden. •. — Mijnheer, Mijnheer, jammerde een dik zwee=-tend heerken, staat mijn huis er nog in de Loza-nastraat ? — Ailes ligt plat, het Justiciepaleis en al de huizen in den omtrek, getuigde Snepvangers heel wreedaardig, we zijn onder de bommen wegge-loopen en per mirakel ontsnapt. — Wat een ongeluk prevelde het blozend man-neken ontdaan. — 't Is oorlog, troostte Snepvangers/- ja, 't is oorlog, Jierhaalde hij luchtig, maar clat belet niet dat ik honger heb... Kom, Moeder, we gaan wat eten. — Kom maar mee, zei de Verdierenpikker, ik weet waar ge zijn moet. Zij lieten het heerken staan en trokken de markt over naar een hôtel, waar zij, na lang wachten en trommelen op de tafel, een biefstuk met gebakken aardappelen bemachtigden. Zij zaten omgeven van Antwerpenaars die druk hun lotgevallen bespraken en dorstig van ontroe-ring, pintjes dronken. Het leek wel een kermis-volte.— Garçon, riep Snepvangers, toen hij verza-digd was en zijn derde glas gedronken had. — Hier heeten de garçons allemaal Jan, leerde de Verdierenpikker. — Awel, Jan, riep Snepvangers, kunnen we hier logeeren. — Ailes is vol, Menheer, nergens vindt u nog onderkomen, beweerde de man terwijl hij het drinkgeld opstreek. — Ja maar, we moeten toch slapen, verzette zich Snepvangers in zijn zekerheid getroffen. — Dat zal wel, Menheer, gaf Jan toe en schoof naar een ander tafel. — Maar die is in mijn botten, kloeg Snepvangers,we kunnen toch niet onder den blooten he-mel slapen. — Of hier op een stoel, vulde Madame aan, — waar logeert Mijnheer? — Ik, zei-de Verdierenpikker genoegelijk, aan mij moet ge niet denken, ik heb een kamer boven een boterwinkel ! — Maar wij ? — Daar hebt ge het kot van den manken han-nen-— Kom, we zullen eens gaan zoeken... een kruier heeft mij geholpen... — Een kruier, wat is dat? — Wel, Snepvangers, leerde de Verdierenpikker, 't is te zien dat ge pas in Holland zijt, een kruier dat is zoo'n vent... ge weet wel... — Neen, ontkende Snepvangers. # — Wel zoo'n vent die commissies doet... een boodschapper. — Zoo een met een koperen plaat op zijn klak die aan de statie staat ? vroeg Madame. — Precies! Op het plein, door de rumoerige menigte die er j met krijtende kinderen en vreemd gepak bivak- j keerden keerden zij weer naar het station waar | vluchtelingen af en aan liepen. De kruier zagei* zij niet. Van ontsteltenis kregen zij telkens dorst. — Wat zijn de soldaten toch braaf, zei Madame, zie maar eens hoe zij de arme menschen hel-pen.— Ze dragen de pakken en deelen hun brood uit, zei Snepvangers verteederd, dat heb ik nog nooit gezien-.- — De Hollanders hebben zoo'n compassie met ons... ik moest eerlijk niet veel hebben van 'nen kouden Hollander... maar nu, nu ken ik ze beter... Ze staan hun eigen bed af voor vreemde menschen-.. 't is danig goed volk. — Hadden wij ook maar een bed, betreurde Snepvangers. . — Maar heel Antwerpen is hier, beweerde de Verdierenpikker ik vrees dat ge dieper het land zult moeten intrekken! — Maar heden avond toch niet, jammerde Madame, seffens is het donker en in een vreemd land çvaar men den weg niet weet... Was ik maar in Dnzen kelder gebleven... die arme vogeltjes-.- Wanneer zij in de schemering, voor de vijfde maal de trappen van het stationsgebouw beste-gen, liepen zij tegen den kruier aan. — Kruier, riep de Verdierenpikker. — Menheer, zei de man, en-tlkte eventjes aan zijn pet. ^ — Madame en Mijnheer Snepvangers moeten een kamer hebben. — Ik weet niks meer! — Dat is gauw gezegd, maar ze kunnen toch niet onder den blooten hemel slapen! — Het zal wel moeten... of in de wachtzaal... — Neen, Kruier, 't zijn deftige menschen... Mijnheer was kandidaat voor den Gemeenteraad... — Het mag kosten wat het wil, steunde Snepvangers en stopte de man een half franksken in de hand. — Ja, aarzelde de Kruier. mogelijk zou ik iets kunnen doen... ingeval Menheer en Mevrouw met mijn bed zich wilden vergenoegen... — Wel natuurlijk, zei Snepvangers, 't is oorlog... en wij Sinjoren zijn ongegeneerde menschen... Mijnheer de kruier, ge zijt 'n reddende engel... — Heb ik het niet voorspeld triomfeerde (te Verdierenpikker. —- Mevrouw zal wel vermoeid zijn, — zei de Kruier, laat ons maar opstappen... daarbij moet ik mijn vrouw nog verwittigen... — En waar zult ge dan slapen vroeg Madame.— We hebben nog een zolderkamertje, Mevrouw, en Mevrouw zal het met één matras moeten stellen, wij nemen dan de andere... Rechtuit loopen, Heeren, 't is nog een eindje voorbij de boterzaak waar Menheer logeert. — Wat beleefde commissionnair !... fluisterde Madame. Nadat de Verdierenpikker afscheid genomen had — 's anderendaags zou den zij elkaar weer ontmoeten en verder zien wat hen te doen stond — liepen de echtgenooten naast den kruier voort. Overal aan de deuren stonden vluchtelingen te praten met de gastheeren... De weg sclieen lang in het duister. In de verte floten de treinen. — Er komen er nog meer, beloofde Madame. — 't Is toch vreeselijk, MevrouWj en Antwerpen was een mooie stad... Ik was wel eens te Antwerpen... — Een schoone stad... Dat zou ik gelooven, zei Madame trotsch. — Heel wat anders dan Brussel of Rozendaal, onderbrak Snepvangers, uw statiegebouw is anders wel schoon... wel mooi wil ik zeggen... ja, Kruier, ik zal gauw Hollandsch spreken, wacht maar een beetje... maar kunt ge u wel voorstel-len wat een bombardement is ? Hij hield den man staan en lceek hem in het wit der oogen. — Neen, Menheer, ailes vliegt kapot of in brand zeker? — Ja, dat is het... de kanonballen huilen in de lucht... ge ziet ze naar beneden komen en trekt in het begin den kop in... maar ge raakt eraan gewoon... het deed ons niks meer... we telden ze... — Maar Snepvangers toch... — Mijn vrouw was bang... maar ik ben onder het bombardement naar mijn dochter geweest om de kinderen te zien... Die waren allemaal zoo moe-dig dat zij niet eens^ wilden vluchten. — Ze zijn misschien al dood, nokte Madame. — Men mag zich nooit het ergste verbeelden, Mevrouw. — Dat zeg ik ook... maar nu weten wij van den oorlog mee te spreken... (Wordt vervolgd.') LODE BAEKELMANS. Hippodroom «TREES KARMEL». Verleden Zaterdag was, nog talrijker dan ge-woonlijk het publiek naar den Hippodroom -schouwburg gekomen, wat duidelijk bewijst, dat de lustige spelen van heer Pouillon, van week tôt week, meer in den smaak der massa vallen, en dat de vermelding van den naam van den pa-rodist op de aanplakbrieven volstaat, om honderden menschen naar het theater te lokken. De vroegere vertooningen van «Trees Karmel» hadden telkens op ons een ongunstigen indruk te ' weeg gebracht: het stuk was waarlijk te «terre à terre». Ditmaal, in een meer beschaafden trant ge-speeld, beviel het ons een weinig beter. Vooral aan de manier, waarop de titelrol werd opgevat en weergegeven, heeft men te danken, dat de al te scherpe hoeken hier en daar min of meer af-gerond werden Het op tooneel brengen van alom-vermaarde, hoogsteigenaardige, Antwerpsche fi-guren zooals: Janneken de Zolder...gieter, Kou-senband, Zotten Rik, deed de toeschouwers scha-terlachen... Spijtig genoeg zijn die personages zichtbaar opzettelijk in de parodie bijgebracht, zij vallen buiten het ensemble en worden de oor- l zaak dat op een gegeven moment de handeling minder samenhangt. Gelukkiglijk hervat de heer Pouillon den leiddraad al spoedig en vergeet men dien kortstondigen minder gunstigen indruk. Zeer getrouw volgde de schrijver de verwikkelingen van de geparodieerde opéra «Carmen», de beroemde opéra van Bizet. Een meester blijft heer Pouillon in de kennis van smakelijke, karakteristieke, lokale, geestige j woorden en uitdrukkingen. Zeer behendig brengt hij die humorrijke spreuken in zijn parlando van pas, en willens of niet: men moet schaterlachen. De monteering van «Trees Karmel» valt waarlijk te prijzen. Niets werd verwaarloosd, om het spel, zoo oogstreelend mogelijk ingekleed, voor het voetlicht te brengen. Slechts zijn nog te over-winnen, de lichte aarzelingen, bijna onafscheid-baar van elke première, om een puike voorstel-ling te bereiken. Mej. Jeanne toissens wenschen wij oprecht geluk, voor de manier waarop zij «Trees Karmel» heeft begrepen en weergegeven. Het is de eerste maal, dat die roi door een dame wordt geinterpre-teerd, en Mej. J. Janssens deed wel, met zich niet te spiegelen naar de opvattingen der voorgaande vertolkers. Zij blijft vurig gepassioneerd en den Antwerpschen volksaard getrouw, maar steeds binnen de goede grenzen. Die weerhoudingen nu maken juist die parodie meer genietbaar. De bij-val van Mej. J. Janssens was heel groot en de bloemenhulde werd zeer toegejuicht. Mej. J. Didier zagen we Steeds in eerste plan-werk. Ditmaal kregen we de gelegenheid haar in ondergeschikt werk te zien. En waarlijk, het spijt ons niet. Zij bewees duidelijk, dat er voor echte artistieke temperamenten geen kleine rollen be-staan. Zij bracht de figuur van het Brusselsche meisje, Mieke Patté, op het voorplan, zoo sterk, dat haar succès even groot werd, als bij de uit-beelding van de vrouwelijke hoofdfiguren. Als Rugge Fien bleef Mej. I. Vervoort wel wat te sterk in de schaduw. Deze actrice maakte ons gewoon aan een betere weergave harer typen. Stellig neemt zij met een volgend stuk een «revanche», en zal zij meer bezieling aan den dag leggen. Het scherp orgaan van Mej. H. 't Seyen past best om de sappige, maar weinig harmonieuse Antwerpsche volksspraak weer te geven. — Deze speelster presteert ongelukkiglijk wel eens op-pervlakkig werk. Met haar rollen wat meer uit te diepen zal zij bepaald veel sympathieën winnen. De juffers die Mie Korneele en Margot verde-digden, schaadden niets aan het geheel. Heer E. Van den Brande als Sterke Jan,heeft ons als nooit te voren bevallen. Hij was los en kranig, typeerde zich best, en zong zijn aria met een krachtig en warm orgaan. Beslist werd Sterke Jan nooit beter gespeeld. Heer Van Thillo was goed op dreef. Hij teekende een belangwekkende Rossard. Door zijn flinke militaire houding, zijn zwieri^e bewegingen en de degelijke manier waarop hij zijn parlando de-biteerde, bevredigde hij vast de moeilijksten. Als Tiste Baart, het Ketje, had heer A. Darden een kolfje naar zijne hand. Tôt de kleinste bijzonder-heden van zijn personage deed hij uitschijnen. Hij ook oogstte warme toejuichingen.Deze talent-voile artist bezit het veelzijdig temperament dat toelaat, de meest uiteenloopende karakters na-tuurjuist voor te stellen. Van heer Bison willen we herhalen, wat we reeds dikwijls zegden: hij is de knappe acteur om ondergeschikte rollen zoo te spelen dat zij on-willekeurig de aandacht van het publiek wegka-pen. Zijn Toon Gillet en Frans Ajuin waren vol-maakt.In onze voorgaande kritieken deden we inzien, dat heer Van Eeckhoudt, mits ernstige studie, op weg is, een onzer bekwame elementen te worden. Ditmaal evenwel was hij wat banaal. Ook moet hij zich hoeden het komieke in clownsstreken te zoeken. Gekke sprongen en wilde gebaren kan menschen doen lachen, maar door zulke middelen bekomt men nooit ware humor. De heeren J. Keylens als Jef en als Servadac en J. Houtmans als Van Caneghem en als Zotten Rik, zullen met den tijd wel beter worden. Mej. Katicza had voor eigenaardige en schil-derachtige dansen gezorgd. Heel lief waren de baletten van het Kaartenleggen en de Worstel-kunst. In dit laatste ballet konden we de beeld-schoone plastiek en de behendigheid van Mej. Nelly bewonderen. Beide artisten werden langdu-rig toegejuicht. «Trees Karmel» gaat stellig een schitterende reeks voorstellingen te gemoet. J. D S. N. S. — De prachtige costumen van het huis Ducheyne - Smits en de meubelen van het huis P. Marx, werden, om hun goeden smaak, zeer be-wonderd.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks Het tooneel behorende tot de categorie Culturele bladen. Uitgegeven in Antwerpen van 1915 tot 1940.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Onderwerpen

Periodes