Het tooneel

942 0
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1918, 01 Juni. Het tooneel. Geraadpleegd op 19 mei 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/cr5n873w0r/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Het Tooneel 3= Jaargang Nr 38 1 Juni 1918 Beheer en Redactie : Kerkstraat, 13, Antwerpen 15 Centiem HENNY PORTEN, DE BEROEMDE FILMSPEELSTER, Jan Dilis Enfcele weken geleden, eenige dagen voor hij gevaarlijk ziek werd, bezochten wij dcn talent-vollen artist, Jan Dilis. Hij ontving ons met die gulle rondborstigheid den Antwerpenaar eigen, en gezellig koutten we samen geruimen tijd over allerlef tooneel - aangelegenheden uit reeds lang voorbije dagen. Wat al herinneringen, haast ver-geten, werden zoodoende niet in den geest opge-wekt!Lichamelijk was Jan Dilis nog steeds even fluksch en kloek als toen hij van het gezelschap vau den Kon. Nederlandschen Schouwburg af-scheid nam. Nog even liniaalrecht zijn hooge ge-etalte, en in het rond en vol aangezicht schitter-den altoos vinnig, de niet groote, maar vurig-glin-sterende oogen. Bij de massieve huistafel gezeten, liet hij zich het gebak en de koffie best smaken. Pijnlijk wa-ren we verrast over de geestesverzwakking van den kranken kunstenaar. Wat bleef er.nog over van het heerlijk helder geheugen, waarvoor het eenmaal kinderspel was rollen als lijvige schrijf-boeken, van de eerste lettergreep tôt de laatste, te onthouden ?••• Nu kon de arme artist niet eens het stuk meer aanhalen waarin hij debuteer-de, wat nooit één acteur vergeet, noch de bijzon-derste typen, die hij in zijn lange loopbaan inter-preteercle. Moeilijk bedwongen we een triesten glimlach, toen hij met vaste overtuiging en met nadruk volhield: — Oh! Die oorlog, die oorlog! Mochten we maar vrij rondreizen, ik liet er geen gras over groeien en trad weer op als vroeger. Uitgesteld is echter met verloren, en niet zoo gauw is het weer vrede, of ik zal eens laten zien wat Jan Dilis nog kan!... Los, zWierig en met lenige bewegingen naderde hij het schouwblad, waar hoogopgestapeld lagen uitgeschreven rollen, brieven, feestwijzers, enz., en zocht hij naar een papier, waarop bijzonderhe-den opgeteekend stonden, die hem zouden toela-ten een onzer vragen te beantwoorden. En terwijl hij te vergeefs naar de kostbare notas uitkeek, fhiisterdê zijne echtgenoote ons haast onhoorbaar zacht toe: — Dat is zijn heiligdom. Niemand mag een pa-piertje, hoe onbeduidend ook, verplaatsen, ja, zelfs aanraken. Hij veroorlooft niet eens aan de meid dat af te stoffen. jan Dilis, een ware sinjoor, werd in de Groen-dalstraat geboren den 6en Maart 1852. Zijn vader oefende het beroep uit van beeldhouwer. Niets bij-zondèrs liet vermoeden, dat hij eenmaal een onzer eerste acteurs zou worden. Eerst op zestien-jarigen ouderdom begon hij in liefhebbersvereeni-gingen op te treden... Zoo vertolkte hij o.m. in 1871 «De jaloerschen» van Benedix, met de maat-schappij «Amicitia» en verder «De Duivenmel-ker» van Rosseels, met «De(n) Vriendenkring». Vier jaren lang, van 1872 tôt en met 1876, was hij lid van den vermaarden kring Hoop en Liefde. Veel lust tôt spelen had hij eigenlijk niet en hij veroverde geen eerste plaats in het wereldje der dilettanten. Na voltooiing zijner studiën moest hij een broodv/inning uitkiezen, — en hij besloot zich als drukker te bekwamen. Korten tijd daar-na vinden wij hem als soldaat terug. Rond die période oogstte hij te Gent een tweeden prijs met de voordracht van het gekend romantisch gedicht : <Voov 't Kerkportaal», door Van Beers. Het lag in het geheel niet in zijne bedoeling beroepsartist te worden. Op zekeren dag evenwel, besloot hij, enkel om de grap, zich aan te bieden ter deklama-tieklas in de Blindestraat. En, zooals het wel eens meer voorvalt, waar. men het minst op rekent, bekomt men het lichtst. Men nam hem aan en hij vond in den kur-sus van den vermaarden Vlaamschen dichter Jan Van Beers, die werd opgevolgd door heer Van den Brande, thans rustend stadsarchivaris. Deze laatste had al spoedig zijn leerling naar waarde geschat en zonder aarzelen diende hij hem tôt voorspraak bij Victor Driessens. Gevolg gevend aan die voorspraak zond Victor Driessens, Frans Van Doeselaer naar het huis van het jeugdig talent. Maar de jongeling stelde zul-ke hooge eischen dat de afgevaardigde een poos-je lang geen woord kon uitbrengen. — Maar vriendje, denk toch na, ge kent nog bijna niets en vraagt een grooter loon dan men-schen die jaren aan het theater^ verbonden zijn, sptak heer van Doeselaer eindelijk. — Ik kan bijna niets! Nu goed! Dan zal ik mijn 6est doen en studeeren, luiddé het antwoord van Jan Dilis. — Wanneer men bij ons komt moet men reeds volleerd zijn, klonk de objectie. — Als het zoo is dan aanzie ik ons onderhoud als afgedaan, besloot de beeldhouwerszoon, die in den grond weinig trek gevoelde voor het theater-leven.Een achttal dagen nadien ontmoette hij echter toevallig heer Van Doeselaer bij den gekenden herbergier César, een hoogst eigenaardige Ant-wc-rpsche figuur. En terwijl .Jan Dilis bij den toog stond, voor een lekkeren pot garsten, riep de gezant van Victor Driessens hem toe: — Eh, soldaat, kom dan morgen toch maar tee-tanen-.--Jan Dilis was bij zijn collegas gekend onder den naam van Jan Soldaat, als herinnering aan zijn militaire carrière en zijn flinke kaarsrechte hou-ding... En zoo debuteerde hij tijdens het seizoen 1876 - 77 op onzen Nederlandschen Schouwburg, waar hij ononderbroken vijf en dertig jaar lang werkzaam was. Gedurende die schoone artistieke carrière vertolkte hij o.m. : Kurt Engelhart in «De Domkop» van Ludwig Fulda; Ulrich Vercruysen in «Thuis blijven» van Paul Billiet; Dr von Keller in «Magda» van Su-dermann; Otto Siedler in «In 't Witte Paard» van Blumenthal en Kadelburg; Max Bruckner in «De Logebroeders», Frits in «Jfient Kokette» van De Lattin; Hans Forster in «De Kilometervreter» van Curt Kraatz ; Emiel Grosz in «De Sabijnsche Maagdenroof» van Paul en Frans von Schontan; Emmerich in «Het Duister Punt» van G. Kadelburg en R. Presler; Bassanio in «De Koopman van Venetië» van Shakespeare ; Keizer Justinianus in «Theodora» van Victorien Sardou ; César Caligu-la in «De Kampvechter van Ravenna» van Frans Halm ; Frits Flemming in «De Groote Stadslucht» van Blumenthal en Kadelburg; Thibaut d'Assigny in «Als ik Koning was» van Huntly en Carthy ; Fleuriot in «De Onbekende Vrouw» van A. Bis-son; Frits Noll in «Met Plezier» van von Moser en Gundt ; markies de la Tour Mirande in «Mi-quette en hare Moeder» van-De Fiers en de Cail-lavet ; Hugo Bendler in «De weg naar de Hel» van G. J. Kadelburç; Bernard Dufresne in «Zaza» van P. Berton en Simon; Mario Cavaradossi in «Flora Tosca» van Sardou; Félix Stein in «Onze Vrou-wen»van von Moser en v. Schontan; Pierre Ber-ryer in «De Maire -van Antwerpen», van F. Git-tens; Willem Knoop in «De Dochters van Hase-man» van l'Arronge; Louis in «Een Nieuw Leven» van Hubert Melis; Lazare in «Een beroemd Procès» van d'Ennery en Cormon; Marcus Superbus in «Het Teeken des Kruises» van Barret ; Or-pheus in «Medea» van Legouvé; Judas in «Jezus de Nazarener» van R. Verhulst; Raymond Lagar-des in «De Dief» van Bernstein; Félix Volkart in «Hun Eerste bal» van J. H. R. ; Pread in «Me-vrouv.- Warren's Bedrijf» van Shaw; JVIittelbach in «Mijn Papa 't Kamerlid» van Schontan en Kadelburg; Bruno Gits in «Een Misdadige» van N. de Tière ; Léo Bergman in «Leven in t Verle-den> van A. Monet; Emiel Repkolt in «Een Be-zoek» van Brandes; graaf de Neipperg in «Madame Sans Gêne» van V. Sardou en Moreau; Ju-lius Caesar in «Julius Caesar» van Shakespeare; John Rombouts in «Opkomelingen» van Fr. Git-tens; Gouget in «L'Assommoir» van Zola ; her-tofç de Bligny in «De Meester der Smeltovens» van Ohnet; von Howen in «Taptoe» van Beyer-lein; de titelrol in «Ben Leil», Waaknitz in «Hu-zarenkoorts» ; Edward VII in «Jane Shore» van Fr. Gittens; Paul de Valras in «Frou-Frou», He-rodes Antipas in «Salomé» van 0. Wilde; de titelrol in «Serge Panine» van G. Ohnet; Jean Roule in «Slechte Herders» van O. Mirbeau, enz. enz. ('t Vervolgt.) J. DE SCHUYTER. Inenom deSchouwburgen JAN DILIS. — Plaatsgebrek is alleen oorzaak dat wij slechts het slot kunnen meedeelen van de aangrijpende afscheidsrede uitgesproken door Hr Louis Bertrijn, bij het graf van den betreurden artist. «En wij zijn hem dankbaar, den duurbaren doode, voor de lessen die hij ons gaf, voor de jarenlange vriendschap die hij ons zoo gulweg schonk, en die wij in ons hart zullen meedragen tôt onze laatste stonde. Dankbaar ook, zal het publiek den grooten kunstman Jan Dilis gedenken, om de tallooze uren van genot die hij aan ontelbare toeschouwers ge-geven heeft; dankbaar voor de stille poëzie die hij vaak belichaamde, en wier invloed op veler geesten zoo sterk werd door zijn woord; dankbaar om de blijheid die hij kon verwekken en die veler smarten milderde, veler zorgen verdreef. In volheid van faam is Jan Dilis van de plan-ken gescheiden, om rust te nemen na een lange moeitevolle loopbaan; onvtrzwakt, onverminderd, bleef zijn naam in herinnering bij allen die trouw den schouwburg -bezochten. Nu hij voor goed zijn afscheid heeft genomen, voor immer ter ruste is gegaan, zal zijne faam nog niet tanen, zijn aandenken niet worden uitge-wischt. Bijblijven zal het allen, die hem zoo har-telijk toejuichten, waar' zij door zijn kunst hunne onbewuste idéal en zagen leven, zooals het zal bijblijven ons, die willen voortzetten, in heiligen ernst, de taak van wie ons voorgingen, en die, zooals Jan Dilis, met ijver en liefde hebben gear-beid aan de verheffing van ons Vlaamsch Tooneel.Zoo leeft in uw geest, gij die gestorven zijt, nog voort in onze geesten; zoo werkt gij nog me-de, gij die voor eeuwig rust, aan uwe levenstaak. Jan Dilis, groote kunstenaar, hartelijke kunst-broeder, trouwe makker, vaarwel! In naam van uwe kunstgenooten,van uwe vrien-den. van allen die u kenden en u lief haclden, vaar-wel ! Eere zij uwe nagedachtenis, gij die uwe kunst hebt geëerd en tegenover haar steeds uw plicht vervuldet: de aarde zij u licht! Vaarwel!» OPERAVOORSTELLINGEN IN « ANVERS -PALACE ». — In aansluiting met ons nieuwsje van verleden week, vernemen wij dat de vereeni-ging voor schrijversrechten besloten heeft geen voorstellingen van opéras meer toe te laten ki ki-nema- en music-hallzalen. MEVR REZY VENUS. — Na in onderhande-ling geweest te zijn met de Scala werd Mevrouw Rezy Venus door het bestuur van den Hippodroom voor het aanstaande winterseizoen geëngageerd. HEER PAUL MANGIN. — Deze verdienstelij-ke acteur — waarvan wij meermaals de vorderin-gen hebben kunnen constateeren — is voor het eerstvolgend winterseizoen aan den Scalaschouw-burg verbonden. SCALA. — Op Woensdag 5 Juni wordt er een eereavond gegeven ten voordeele der heeren en damen van het koor. Wordt voor de laatste maal opgevoerd: «Op Maneuvers», het groot lachsuc-ces. Dien avond moet de zaal te klein wezen. HEER AERTS gaat van het gezelschap van de Scala naar dit van heer Georges Villier over. HEER IS. VAN DEN BERG. — Deze verdien-stelijke liefhebber, werd door heeren Condès on Neutgens voor het komend winterseizoen aan hun gezelschap verbonden. «DE DOODE». — Het is bepaald zeker dat het prachtige mimodrama van Lemonnier, Martinetti en Dubois in openluchtvertooning zal worden gegeven. Plaats en datum zijn nog niet vastgesteld. OOK «PRECIOSA», het schoone lyrische dra-ma van C. M. von Weber, zal in open lucht worden opgevoerd in het Hof van den Abeele, voor «Nieuw Leven». EENE STADSGENOOTE TE BRUSSEL. — Naar wij vernemen bekwam Mej. Christiaen, eene stadsgenoote, oud - leerlinge van de operaklas van ons Kon. Vlaamsch Conservatorium — meer gekend onder den naam van Mej. Rosa Van Looy — in den Beursschouwburg van Brussel 'n schit-terenden bijval in de roi van «Orpheus». Gust Janssens, uitgever, Kerkstraat, 13, Antwerpen ELKE WEEK verschijnt bij mij minsten- één (C*/1] vlaamsch boek. Zooeven kwam van de pers. \QjJ ONTWAJPEND of de Russische Banneling door Dimitri Wassillewitsj ("Gust Janssens'Uitgave„) Prijs: fr 1.25 Perpetuum Mobile of waar gaan wij heen ? De Grieken stelden het leven en de opvolging van de geslachten voor als een brandende fakkel, gedragen door een m an, die haar had overgeno-men van zijn voorganger, toen deze uitgeput neer-viel, om ze een eind verder te dragen en ze aan een opvolger ôver te geven als hij op zijne beurt ten emde van krachten ging ten gronde storten. De beweging was mooi aangegeven maar om de richting schenen ze zich minder te bekommeren. Die werd zeker bepaald door de goden, en leidde voor de goeden toch naar het Elyseum. De plas-tische diepheid van het beeld wordt echter ver-ruimd en het beeld - zelf volledigd, als men na-gaat, dat hun goden verpersoonlijkingen waren van menschelijke begeerten en verlangens en dat de richting, die de massa inslaat dus de résultante baan zou zijn van de krachten der overheer-schende driften. Ook de ontwikkeling van de kunst en haar richting is onderhevig aan de kraclit van derge-lijke behoeften en verlangens, die zijn als sterk uitschietende takken op den stam van een boom, die noodzakelijlc ook de richting zal inslaan van de résultante van de krachten van de takken en wel wat zal overhlelen naar de zwaarste. De vorige eeuw heeft twee overwegend zware takken geleverd. Op het gevoelloos, redeneerend, rethorisch gedoe van de laatste jaren der 18e eeuw, volgde een schokkende reactie, wier invloed zoo geweldig was op het maatschappelijk leven, dat ze thans nog onder denzelfden vorm van voor 90 jaren (het hoogtepunt) haar invloed kan laten gelden. Het gevoel had het op de redeneering gewonnen: het Romantisme werd geboren. 't Was een verfrissching, een verjonging, een herleving. Thans staat het in een slechten geur, omdat men de karikatuur van de zaak is gaan nemen. De bestempeling: 't is romantisch geteekend of ge-zegd, is nu een grievend verwijt. Die tak, die de stam zoo geweldig heeft doen overhellen, schoot in zijn geweldige drift waterscheuten, die met kernachtig hout niets meer te maken hadden. De lang aan banden gelegde fantasie was als een démon in de menschen gevaren, en hun schep-pingen kregen een fantastische lyrische vlucht, mistten allen grond, werden onreëel, valsch en liepen fel kreupel aan logica. Het gevolg: een drang naar logica, volgens de levenswet; het zoeken naar evenwicht. De val-sche, eenzijdige levensvoorstelling werd omlaag gehaald en gereduceerd tôt het beelden van de uitingen, die met de zintuigen konden waargeno-men worden... De kunst werd een bijna Veten-schappelijke analyse, doorgevoerd met stoere logica. Dat is de formule van het naturalisme. Het realisme mag niet beschouwd worden als overgangsperiode. Er zijn altijd realisten geweest. Zij zijn het, die rcchtstreeks werken aan den stam, de massa-opbouwers, die leven en ar-beiden onder den wisselenden, verjongenden invloed van de steeds uitspringende takken. Het romantisme en het naturalisme zijn de twee sterktst bloeiende takken geweest van de 19e eeuw, vooral gevoed door Frankrijk, Duitschland en Engeland. Fataal zou echter ook het naturalisme zijn doel voorbijspringen. Het had de menschen terug vleesch en bloed gegeven, maar het had zich uit haat tegen zijn voorganger zoo onbe-wust streng vastgeklampt aan het zicht- en tast-bare, dat het het inwenaige van den mensch ver-nalatigde. Zoo liet het een pijnlijke leegte : zijn roi was uitgespeeld. Maar de realisten werkterï voort en putten nieuwe kracht aan het versch bloed. Toen zijn een boel twiigen uitgeschoten die de leegte wilden aanvullen. Een heeft lang gedreigd tak te zullen worden: net symDonsme.aat Desiactt in onstoffelijke begrippen : droefheid, vreugde, angst, geluk, dus gevoelsprestaties voor te stel-len, door stoffelijke begrippen (symbolen)... De twijg, sterk met naturalistisch sap gevoed was opgeschoten in Noorwegen, en bracht veel beroe-ring. 't Was een bedoeling om het innerlijke gevoel plastisch uit te beelden, en het dus weer de-gelijk met een naturalistische scalpel te ontle-den. Sommigen echter hebben het gebruikt om diepzinnig te gaan doen en zijn daarbij verval-len in een ongezond, mechanisch mysticisme. Nu heeft de stam (voor tooneel) in Engeland weer bot ^eschoten. Of dat nu slechts een feit zal zijn. ofwel of die bot twijg zal worden, zal de toekomst uitwijzen. Wel is ieder kunstenaar in zekeren graad eenzijdig, maar de doorgedreven eenzijdigheid wordt zwakte. Een dichter mag eenzijdig, een dramaturg moel alzijdig zijn, en zijn eigen persoonlijkheid oplossen in de persoonlijk-heid van zijn helden, maar die van zijn helden niet opofferen aan die van zichzelf. Daarom is 't een sceptisch wachten. Nu heet het dat er anarchie heerscht m de kunst en sommigen willen die met hand en tand verdedigen... Ieder zou vrijelijk zijn eigen gang gaan... Men wil ni^Amer weten van een «isme», een zoogezegde school, die de vrije vlucht van een kunstenaar belcmmert... Maar men neemt eenvoudigv het gevolg voor de oorzaak. Dergelijke scholen (takken) zijn heel natuurlijke verschijn-selen, die wortelen in sociale toestanden, gevol-gen van verlangens en begeerten van de menschen. De «school» vormt den kunstenaar niet --Daar gelast zich het Leven mee. 't Zijn de kun-stenaars die school vormen. De bestaande formules zijn nu versleten. Er wordt thans îjveng ge-zocht. De nieuwe zal gevonden worden, trots het gehuil van de menschjes, die oud-restantjes bij-een scharrelen en daar knus aan zitten te knab-belen, maar heel goed weten daarin geen kracht te zullen vinden om met het nieuwe leven mee te gaan, dat toch zal geboren worden. De kunst van de laatste veertig, vijftig jaren was een kunst van afbreking, van ontkennmg. 't Was een ontleding tôt in 't oneindige. Al wat tôt dan toe was samen gebonden viel uiteen of werd met geweld uiteengerukt Al wat het Romantisme had opgebouwd, werd neergehaald, wat het had aangekleed weer naakt tentoongesteld- --Niets werd gaaf gelaten, aan ailes werd getwij-feld: het nihilisme vierde hoogtij in de letterkun-de in 't algemeen, op het tooneel in het bijzon-der. Heel het werk was negatief, maar men kan niet blijven negeeren. Dat behoorde tôt de vorige eeuw. De 20e eeuw zal een eeuw van opbouw zijn. De menschen hebben zichzelf bedolven en snakken nu naar lucht. Door hun valsch lyrisme schoten de Romantie-kers hun doel, het ldeaal, voorbij. Door de middelen voor het doel te nemen haat-ten de Naturalisten hen zoo fel, dat ze aile ide-aal ontkenden, negatief werkten en vergaten, dat de mensch van idealen leeft. 't Is in de zucht naar verzoening, m het ver-werken van droom en werkelijkheid, dat de ko-mende generaties hun kracht zullen putten. We «weten» nu dat de maatschappij rot is, en rot is gemaakt door sleclit geleide hartstochten. Aan de toekomst de moeilijke taak, de menschen met zichzelf te verzoenen en hen de kracht te geven om hun hartstochten ten goede aan te wenden. WILLY. fiifii 15, jlnneessensstraat, 15 Concert Aantrekkelijkheden Dansen De Vlucht der Saksische Kanarievogels V. Iemand liep hem op dat oog:enblik tegen het lijf, zoodat hij er van schrok. Hij rook een zwoele geur en dacht aan een barbierswinkel. — Gij deugniet, fluisterde een vrouwenstem. — Pardon, verontschuldigde zich Snepvangers. — 't Is niks, lieve jonjçen, gaat ge mee?... Ik ben zoo benamvd in 't donker... — Ik ben geen lieve jongen, zei Snepvangers ernstig. — Och kom... . — Ik ben geeu lieve jongen, hield hij vol, m ben een deftig oud man!... — Ik aie het liafst oude heeren... Kom... — Wat denkt ge wel-.. ik ben getrouwd -. — Dat is ook al niks... 't Is oorlog!-•• Toen was Snepvangers b£ng geworden voor de verleiding. In zijn hulpeloosheid had hij een plot-se ingeving. — Komt ge van God «sprekt», komt ge van den «duvel» vertrekt, sprak hij rad en sloeg een kruis. , De schaduw gleed luid lachend naast hem weg, opgeslorpt in ae duisternis. Hij was van streeïc thuis gekomen en had den koffiepot leeg gedron-ken om op adem te komen. — Wat is er toch gebeurd, vroeg Madame. — 't Is gevaarlijk in het donker... — Tegen een lantaarnpaal geloopen? — Neen... maar menschen zijn soms gevaar-lijker... . De vooruitzichten bleven gunstig. Er werd ge-vochten te Wetteren en te Ninove, te Waelhem en te Kathelijne-Waver, te Duffel en te Lier, maar de toestand heette bevredigend. Snepvangers en Miranda kenden geen spanmng, Antwerpen was veilig en de gazetten erg bemoe-digend. In de ijle Octoberluchten bulderde het reeds zoo wel bekend kanon Op Zondagavond kwam een agent in «Het Zwart Paard» den waard aanzeggen direct te sluiten. Waarom, \vist niemand... De stad was volledig in 't donker. 's An-clerdaags riep men dringend de jongens op om soldaat te worden. — Ik geloof toch... aarzelde Miranda. — Ja, zei Snepvangers, 't is een rare tijd. Met beklemd gemoed namen de vrienden afscheid om Woensdag morgen te vernemen dat de toestand ernstig was. Snepvangers ging Antoine raadplegen. — Antwerpen wordt gebombardeerd,* verklaar-de de Drogist zeer laconisch terwijl hij een re-kening schreef en den winkelknecht bevelen gaf. — Maar dat is gevaarlijk, hakkelde Snepvangers, die zijn hart feller voelde kloppen. — Och, schokschouderde Antoine, strategisten hebben berekend dat er 34 bommen moeten val-len om één huis te treffen!-.. De autoriteiten zeg-gen ons: «Kalmte!... Kalmte zal ook vrijwaren voor onvoorzichtigheid en roekeloosheid. Wie eeit koel hoofd bewàart, redt zich waar anderen verloren gaan...» Let maar op de voorzorgsmaatre-gelen!... Ik zal ze u nog eens voorlezen: «Zich niet op straat wagen, doch binnenshuis blijven, bij voorkeur in de kelderingen. W.ater in het be-reik houden op elke verdieping om een begin van brand te blusschen. De kelderopeningen opstop-pen, 't zij met matrassen, 't zij met zakken zand. En dan op Gods genade...» — 'k Wou toch liever... — Vluchten, misprees Antoine, en ladite ver-achtelijk.— Neen, dat precies niet... maar ik dacht dat Antwerpen-.- — Kom, kom .. Wie vluchten wil wordt ver-zocht in den kortsten tijd weg te gaan in de richting van het Noorden of Noord-Oosten... want het bombardement heeft geen invloed op den duur van onzen weerstand... Nu zult ge de hazen zien loopen, hoonde Antoine, terwijl hij profijtelijk een pakje jujube woog voor een snoepziek juf-fertje.— Nu komt de kat op de koord, wijsgeerde Snepvangers, en probeerde onbevangen te ldjken, ik ga Moeder maar gauw gerust stellen. — Komt tegen avond naar hier, verzocht Antoine, Papa en Mama komen ook... hoe meer zielen hoe meer vreugde in onzen kelder... — Wij hebben ook 'n kelder, weigerde Snepvangers kort en ging korzelig heen. Thuis vond hij Miranda die op hem zat te wâchten. — De situatie was.altijd goed, spotte Miranda bitter. — Ile heb me nooit laten beetnemen, loog Snepvangers met overtuiging, vraag het maar aan mijn vrouw... Maar ik wou niemand ontmoedi-gen...Madame zat suf met de handen in den schoot en gaf geen bescheid. — Als ik maar wist waarheen, bekende Miranda, al was het naar het einde der wereld. — Neen, zei Snepvangers, zoo erg is het ook niet..,. er zijn zooveel bommen die verkeerd sprin-gen...— Ja, ik ben bang, zei de openhartige Miranda, maar mijn vrouw lacht mij uit... Ik kwam om u te helpen. ■. Hebt ge zakken ? Wanneer de zakken zand op de keldergaten la-' gen en de wateremmers klaar stonden, trok Miranda weg.Na het eten, dat niet smaakte, kwam Snepvangers op den huisdrempel zijn pijp rooken en kijken naar de zenuwachtige menschen die door de straat trokken. Een paar buren zochten vajn gezeiscnap en sanieji uicvc» aij uch ofvu de hardloopers-.. Een vlieger ronkte in de lucht en de kinde-ren zongen leuk: En komt er noç- 'n Zeppelin, 'n Zeppelin! Dan kruipen wij deh kelder in, den kelder in! In de schemering kwam Madame terug van Ma-rieken en de kinderen. Zij aten in stilte, hoorden de klok tiktakken en bleven treuzelen. — Gaan we naar boven, polste Snepvangers. — Seffens zal het beginnen, zei Madame, laat ons maar liever in den kelder gaan zitten. Zij namen een lamp en gingen naar beneden. Er stond een tafel en twee fauteuils. — Wat een Christenmensch beleven moet, — zuchtte Madame. — Ik haal brood en boter, zei Snepvangers, als we eens honger krijgen in den nacht. Amper was hij terug gezeten of daar brak het gehuil en gesis los boven de stad. — Jezus, Maria!... kermde Madame. — Gelukkig dat er hier wat te verhapzakken valt! Snepvangers ontkurkte een flesch cognac en schonk zich een half bierglas in. — Gij ook wat, Mama? — Ja, want ik heb zoo'n pijn in mijn buik, kreunde zij. In de straat kermden voorbijhollende menschen en onophoudelijk floten de bommen. — Ge kunt ze niet tellen, zei Snepvangers en nam een tweeden slok,terwijl hij de trage wijzers van zijn uurwerk in het oog hield. Een beetje beverig had hij het van de ketting losgemaakt en op tafel gelegd. Een .wijl spraken zij geen gebenedijd woord. Spitsken lag onrustig onder tafel. — Ons laatste uur is geslagen, jammerde Madame dan akelig. — Bijlange niet, zei hij zoo luchtig mogelijk en nam nog een slokje om zich op te monteren. — Jawel, Snepvangers. — Zeg dat niet, 't is zoo al erg genoeg! — Mijn hart is geen boontje groot... en Marie-ken, en de kinderen... Waren wij maar samen! — Drink eens, moedigde Snepvangers aan die berouw had het verzoek van Antoine te hebben af gewezen. Hij was zelf zeer aangedaan. Daar zaten zij nu alleen in dezen ongewelfden kelder. Zijn oogen bleven steeds gericht op een spinrag boven in een hoek vol schaduw. Dat was aan het waakzaam oog zijner vrouw ontsnapt. De stad scheen te da-veren.— Wij hebben samen al zooveel doorgemaakt, overwoog hij verteederd. — Ja, Snepvangers. — En als er iets moest gebeuren moeten wij niet bang zijn, wij zijn toch samen. — Ja, Snepvangers. Zij sufte en hij dronk. Hij bleef bloednuchter, herdacht zijn leven en telde de uren af die met slakkengang wegslopen... Eensklaps hoorde hij haar snikken en was erg ontroerd. Hij kuste haar verrimpeld gezicht. — Zoo gauw als het licht wordt trekken wij er uit, Moeder, schep maar moed... Kom, wij blijven niet in den kelder, we gaan koffie opschen-ken, dat zal ons goed doen. Hij nam de lamp en gehoorzaam volgde zij hem naar de keuken. Spoedig zong de waterketel. — Hier is het veel beter, zei Madame. — Ja, bepeinsde Snepvangers, wat zullen die arme kanarievogels schrik hebben uitgestaan !• •• Seffens, als de dag in de lucht komt, ga ik naar de Torfbrug de kinderen halen... Er hangt een spinneweb in den kelder... Met den dageraad zonk de verschrikking van den nacht weg. Madame trok naar den kelder om de spin te verdrijven en Mijnheer ging de vogels verzorgen. Rond negen uur dronken zij opnieuw koffie. — Wat gaan we met Spitsken doen, zei Madame bekommerd. — Ik breng hem bij Miranda!... — Ja... en de vogels? — 'k Heb ze eten en drinken gegeven... Ze krijgen het. niet op al blijven wij een maand weg! — En wat gaan wij medenemen ? — Al wat waarde heeft, oordeelde Snepvangers,, maak de coffrefort leeg in dat klein va-liesje... dat zal ik dragen... neem gij zoo wat mee wat we noodig hebben... — Pas toch maar op, Snepvangers, een onge-luk ligt op een klein plaatsken! — Och kom, zei hij moedig en stapte besloten den gang in, opende de voordeur en stak voor-zichtig het hoofd naar buiten. Overal stonden menschen en hielden beraad, anderen sleurden met pak en zak. Juist toen het Snepvangers vrijwel veilig scheen hoorde hij weer het afschuwelijk gefluit... Tzi... Tzii — Kom, niet bang, Snepvangers, prevelde hij, en floot op Spitsken. Hij ging maar dicht langs de huizen en zag naar de keien. — Wij trekken er uit, mijnheer Snepvangers, riep iemand. Op de Paddengracht, hingen de winkeliers de luiker. weer voor de vitrienen, uit de Kattenstraat trok het volksken weg met beladen stootwagens. Miranda stond hulpeloos aan zijn deur te kijken. Bij elken slag trok hij het hoofd in en rilde. — Mijn vrouw wil weg, zei Snepvangers. — Dat begrijp ik... — Maar we kunnen Spitsken niet meenemen-.. — Laat hem maar hier... en de vogels... — Daar heb ik voor gezorgd--- 'k Ga de kinderen halen... We komen rap terug... 't Zal wel zoo erg niet doen — 'k Ben zoo bang,kreunde Miranda,de garde-civikken moeten niet meevechten. — Gé moet niet bang^ zijn, troostte Snepvangers vriendelijk,terwijl hij de Keizerstraat introk en Spitsken hoorde blaffen. Onderweg ontmoette hij burgerwachten zonder wapens, midden in de straat lag een soldatenmuts. — Het Zuid ligt plat, hoorae hij een zeggen. De vluchtelingen togen over de Minderbroeders- rui en Snepvangers liep hen omvillekeurig na, sloop langs de huizen door de oude stad en kwam voor het Stadhuis. Hier wierpen de gardecivikken bun wapens ordeloos op een. hoop, geweren, ran-sels, bajonetten en gordels vol kogels. Het volk ijlde voorbij. Snepvangers kreeg een vol besef van den benarden toestand. Waarom had hij een om-weg gemaakt? De Suikerrui zag zwart van menschen die over de Scheldebrug wilden vluchten, maar opgehouden werden door het leger in af-tocht. Dan spoedde hij zich naar de Torfbrug waar de winkel gesloten was. Antoine kwam de deur openen. — Maakt u maar gauw klaar, zei Snepvangers, 't is maar voor de vrouwen. — Wij blijven, besliste de Drogist. — Marieken, riep Snepvangers en schoof zijn schoonzoon op zij, zet uw hoed op en roep de kinderen... — Wij blijven, zei Marieken kordaat. — Ik ben niet zot! Moeder sterft puur van angst, en ons leven gaat voor ailes... — Wij blijven, zei Craen, met zijn hoofd even buiten de kelderdeur. Craen zag zeer rood van in den kelder te ver-blijven, en Snepvangers scheen het dat zijn tong eenigszins dubbel sloeg. — Wij zitten in een sterk gewelfden kelder, betoogde Antoine, wij hebben onze voorzorgen genomen... zakken zand... — Ja, dat ken ik, die flauwskens... zakken zand en emmers water... ieder zijn goestinç, meen-cle hij verachtelijk,maar ik denk er het mijne van, zoo uw kinderen aan het gevaar bloot te stellen... — De kinderen, sprak Antoine lijzig, de kinderen zullen later fier zijn het bombardement te hebben meegemaakt... * — Vooral de zuigelingen,f onderbrak Snepvangers ongeduldig, ik laat mijn vrouw niet in dat gevaar,... Saluut! Hij was zeer verbolgen en dacht niet eens na dat hij zijn gewone schuwheid tegenover Antoine had aigelega. In een adem stapte hij naar huis, kwam meer en meer onder den panischen schrik die de menschen voortjoeg. De zon scheen uit de teerblauwe lucht waaruit het geweld zong met rekkend gehuil. Madame stond klaar en gaf hem het handtas-je.— 'k Heb het gedacht, snikte zij, willen wij dan ook maar blijven. — Ze moesten maar zoo koppig niet zijn -... Wij trekken er uit... Ik wil niet dat gij ziek wordt van schrik... Hij draaide den sleutel om, trok nog eens aan het handvatsel en stapte naast zijn vrouw langs den weg die Sander enkele dagen vroeger genomen had. Zij keken niet om en do'rsten elkaar niet bezien want zij hadden tranen in de oogen. Hoe verder zij kwamen hoe meer stootwagens, karren en rijtuigen zij zagen. Mannen en vrouwen zwoegden onder vreemd gepak ; kinderen schreiden, er werd geroepen en gekeven. Aan den Dam, voor het station, stond een trein met roode kruisen beschilderd. De karavaan toog maar traagjes voort naar Merxem. Zij moesten uitwijken voor een krui-wagen en een bakkerskar, stonden plots buiten het gedrang. — 'k Ben zoo moe, lcloeg Madame, mijn voe-ten weigeren mij te dragen. (Wordt vervolgd.) LODE BAEKELMANS. rNvvc uperavereeniging ANVERS - PALACE. HET SPEELSEIZOEN 1917 . 1918. Zoo er eene kunstonderneming is die langzaam maar zeker de stijgende gunst van het theater-publiek verwierf, zal het wel zeker die der Nieuwe Operavereeniging zijn, die onder directie der heeren Georges Villier en Paul Scapus, op 2 Oc-tober 1917 haar openingsvertooning gaf met «La Tosca» van Puccini. Hoewel er met enorm veel moeilijkheden moest afgerekend worden, waarvan een der bijzonderste wel het aanwerven van degelijke elementen was, werd er goed, soms zelfs, prachtig werk gepres-teerd, en wat wel de moeite waarcl is om te ver-melden, om de zeldzaamheid van het feit : al de stukken die beloofd waren werden uitgevoerd; daar zijn we, althans te Antwerpen, niet aan ge-woon.Niet minder dan negen opéras werden in de vol-gende orde gespeeld. «Tosca» vijf maal; «Caval-leria» vier maal; «Paljas» drie maal; «Werther» vijf maal; «De Favoriete» drie maal; «De Bohême» drie maal; «Carmen» vier maal; «Manon» drie maal; «Rigoletto» drie maal. Er wérden een en dertig vertooningen gegeven, twee moesten verdaagd worden wegens ongesteld-heid van artisten (heer Paul Scapùs-en Mevr. Blanche Cuvelier). Als zangeressen traden op: Mej. Val. Bellys, («Tosca», «Werther») ; Mevr. Blanche Cuvelier («Cavalleria», «Paljas», «De Bohême») ; Mej. Dora Nordier ( «De Favoriete», «Carmen») ; Mej. Helena Krinkels («Werther», «De Bohême», «Carmen», «Manon», «Rigoletto») ; Mej. L. Troyard («Tosca», «Cavalleria», «De Favoriete», «Carmen», «Manon», «Rigoletto»). Als zangers: heer Paul Scapus («Tosca», Cavalleria», «Paljas», «Werther», «De Favoriete», «De Bohême», «Carmen», «Manon», «Rigoletto»). Hr Georges Villier («Tosca», «Cavalleria», «Paljas», «Werther», «De Favoriete». «De Bohême», «Carmen», «Manon», «Rigoletto»), Heer Morello («De Favoriete»). Heer Dils («Tosca», «Werther», «De Bohême», «Carmen», «Manon», «Rigoj letto»). Heer Wera («Tosca», «Paljas», «Rigo-ther», «De Bohême», «Carmen», «Manon», «Rigoletto». Heer Fabr> («Tosca», «Paljas», «Werther», «De Favoriete», «De Bohême», «Carmen», «Manon», «Rigoletto»). De opéras die het grootst aantal vertooningen beleefden waren «Tosca» en «Werther». Buiten heeren Paul Scapus en Morello en Mej. Blanche Cuvelier, volgen schier al de artisten heer Georges Villier naar den Variétés - schouwburg toekomend seizoen. Daar zal het gezelschap over een welingericht tooneel beschikken waar het al de stukken met zorg zal kunnen monteeren. Heer Georges Villier, die bewijzen genoeg van zijn kunnen als bestuurder gegeven heeft, zal ons ongetwijfeld op eene reeks vertooningen vergas-ten, waardig van deze van het afgeloopen speel-seizoen. t P. R. IK K0OP nog altijd giën aan hooge prijzen OUDE 8TKEMWEG, 2» nevens den hoek der St-Jansplaat8 Huis van Occasiejuweelen Hippodroom «TREES KARMEL». Van Zaterdag 1 Juni tôt en met Donderdag 13 Juni 1918, opvoering van «Trees Karmel», kluch-tig zangspei in vier bedrijven, parodie op het opéra «Carmen», door Willem Pouillon. — Kostumen van het huis Ducheyne - Smits. Pruiken van het huis Frans Condès - Van Thillo. Meubelen van het huis Marx, berkstraat. . Eerste bedrijf : D^Wacht. — Ballet der lotelin-gen. — Tweede bedrijf : De zangkroeg bij Toon Gillet. — Derde bedrijf : De Bende van Jef. — Ballet der kaartlegsters. — Vierde bedrijf : De foor op Burghtkerkhof. — Worstelballet. Rolverdeeling : Sterke Jan, heer Van den Brande. — Rossart, heer Van Thillo. — Tistje Baart, heer A. Darden. — Jef, overste der bende, heer Keylens. — Kleine haring, heer Van Eeckhout, — Toon Gillet en Frans Ajuin, heer J. Bison. — Jan de Zoldergieter, heer van Eeckhout. — Zotten Rik, heer J. Houtmans. — Kousenband, heer Icx. — Sarradac, foorkramer,.heer Keyl. — Van Cae-neghem, heer Houtmans. — Trees Karmel, Mej. Jeanne Janssens. — Mieke Patté, Mevr. Jeanne Didier. — Rugge Fien, Mej. 1. Vervoort. — Mie Soldaat, Mej. 't Seyen. — Mie Korneele en Margot, chanteuse, Mej. Ickx. — Volk, koffieboon-raapsters, soldaten, lotelingen, lutteurs. Regie van heer A. Schuermans. — Orkestleider heer John Faes. — Dansen geregeld door Mevr. Katicza : Eerste danseres, Mevr. Katicza; tweede danseres, Mej. Nelly. Korte inhoud : Wij bevinden ons op een open-bare plaats aan den eenen kant eene koffiebran-derij en aan den anderen kant een militaire wacht. Trees Karmel, kapitein der koffieboon-raapsters, heeft het hart weten te veroveren van Tistje Baart, korporaal der wacht. Schoon en be-haagziek we'et zij aile mannen op haren kant te krijgen, zelfs Rossart, de overste van Tistje is zelfs niet gespaard gebleven.Op hare beurt vindt zij in den flinken lutteur Sterke Jan, de man ha-rer droomen, en wil Tistje loslaten. Doch deze houdt voet bij stek, verwaarloost daardoor zijnen dienst, deserteert zelfs en vind zich alzoo ver-plicht zijnen toevlucht te nemen tôt de bende van Jef waar hij met Trees een onderkomen vindt.De jaloerschheid is echter bij den jongen te sterk... Zelfs naar de goede raadgevingen van Mieke Patte wil hij niet luisteren. Mieke, het speelmakker-tje zijner kinderjaren, komt hem uit naam zijner moeder smeeken naar huis te komen, om terug een goed en eerbaar leven te leiden.Doch hij is te ver gegaan en kan zijn hartstocht voor Trees niet meer bedwingen. Hij gaat zoover Trees in een bui van jaloerschheid te vermoorden wanneer deze Sterke Jan in zijne arena op de foor was komen huldigen. e * * * Zaterdag 15 Juni 1918, «Pelagie», kluchtspel in drie bedrijven door W. Pouillon. * * * Verhuringsbureel voor het Centrum «Galeries des Parfums», hoek Leys- en Jezusstraten. Tramrijtuigen verzekerd na de vertooning. * * * Zon- en feestdagen om 3 Y? uur (T.U.) namid-dagvertooning.Scala «OP MANEUVERS». Van af Zaterdag 18 Mei, aile avonden om 8 Vk T.U. opvoering van «Op Maneuvers», naar de operette in.drie bedrijven «Les 28 jours de Clairette». Vlaamsche bewerking van A. De Graef. Kostumen van het huis Ducheyne - Smits. — Meubelen van het huis P. Marx, Kerkstraat. Rolverdeeling : Gibard, adjudant, heer Aerts. — Vivarel, luitenant, heer Possemiers. — Michon-net, heer T. Janssens. — De Kapitein, heer Van den Hoeck. — Benoit, heer De Vos. — De ser-geant, heer De Wachter. — De baron, heer Dries. — Eerste huzaar, heer Asselberghs. — Clairette, • Mej. Maria Abs. — Estelle, Mevr. Lausanne. — , Octavie, Mej. Van Schoor. — Modisten, klanten, geburen, huzaren, meiden, boerinnen. Korte inhoud: Om haar man te betrappen die zij van ontrouw verdenkt, en die juist opgeroe-pen is om op maneuvers te gaan, komt Clairette m de kazerne waar haar echtgenoot gelegerd is. Door een aantal verwikkelingen is zij verplicht het soldatenpak aan te trekken en in de kazerne te overnachten. Ailes wordt noch tans in der min-ne geschikt. Donderdag a.6. 6 Juni: eerste voorstelling van «De Gescheidene Vrouw». Inkoop OCCASIE JUtVEEï.JEW Verkoop F. VAN KERCKHOYEN 1, Ameessenstraat, I Qoudsmid Horlogiemaker DIamantzetter Wintergarten De vijfde reeks. de voorlaatste der prachtban-den «Homunculus», gaat deze week. Wij hebben reeds menigmaal over dezen film uitgewijd. In elke serie — een afzonderlijk geheel vormend — komen er toestanden voor zoo verrassend, dat zij stof tôt nadenken geven voor eene gansche week. Aan de meesterlijke vertolking van Olaf Foens, heeft dezè film een groot deel van het succès t6 danken. Verder zullen vertoond worden eene lange reeks nieuwigheden zooals «De Verjaardag van Laura», eene komedie in twee bedrijven, — «Madame zoekt hare mededingster», komiek, «Het rendez-vous van Oom Quintal», komiek, «De An-jelier», drama, «Uitstap op de Elbe», wetenschap-pelijk, enz. enz. De buiksprekers - nabootsers «Mag en Jack», zullen hunne medewerking verleenen. De volgende week komt het slot van Homunculus aan de beurt. Op 14 Juni en volgende dagen gaat voor de eerste maal te Antwerpen, een bewogen drama in vijf deel en «Het Licht in de Duisternis», met den voortreffelijken artist Alwin Neuss. Voor dezen film verwacht men een groot succès. S.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks Het tooneel behorende tot de categorie Culturele bladen. Uitgegeven in Antwerpen van 1915 tot 1940.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Onderwerpen

Periodes